Overslaan en naar de inhoud gaan

Atalanta Vanessa atalanta

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Nymphalinae [subfamilie]
Vanessa [genus] (2/2)
atalanta [soort]

Levenscyclus en gedrag

De waardplant van de atalanta is grote brandnetel, soms ook kleine brandnetel. Overigens worden in Zuid-Europa ook andere brandnetelsoorten gebruikt. Het vrouwtje zet de eitjes afzonderlijk af op de bovenkant van de bladeren. De voorkeur gaat uit naar jonge planten die groeien op vochtige plaatsen in de zon in bosranden, langs sloten of op beschutte plekken, bijvoorbeeld langs een muur. De rups spint een kokertje van één of meer brandnetelbladeren. De bladsteel van deze bladeren wordt gedeeltelijk doorgebeten, waardoor het blad verwelkt. In dit kokertje verschuilt de rups zich overdag (zie fig. 10 op p. 30), 's nachts komt hij tevoorschijn en gaat eten. Na iedere vervelling wordt een nieuwe koker gebouwd. Kort voor de verpopping zwerft de rups enkele meters, maar verpopt zich meestal toch op een grote brandnetel. (Lewandowski 1989, Ebert & Rennwald 1991a, Maes & Van Dyck 1999, Groenendijk & Wolterbeek 2001).

De vlinders zoeken regelmatig voedsel op bijvoorbeeld koninginnenkruid, klimop, distels en vlinderstruik. Vooral in het najaar komen ze ook af op rottend fruit en sap van bloedende bomen. De dichtheid is hoog, zo'n 10 tot 34 vlinders per ha. Soms kunnen grote aantallen atalanta's bij elkaar worden gezien, bijvoorbeeld op plaatsen waar veel koninginnenkruid groeit. Andere plaatsen waar in het najaar grotere aantallen atalanta's kunnen vliegen zijn nabij een zonnige muur of bij een klimop die in de volle zon bloeit. Mannetjes voeden zich overdag en verdedigen van de late middag tot de vroege avond een territorium. Iedere dag bezetten ze een ander gebied, waarvan de grenzen door patrouillevluchten worden afgebakend. Er zijn meestal één of twee zonnige rustplekken per territorium. Andere dieren worden tot de grens van het territorium achtervolgd, andere mannetjes worden met een opwaartse spiraalvlucht verjaagd. In het najaar trekt een deel van de vlinders weer naar het zuiden, een deel probeert hier te overwinteren. Van beide groepen sterft het merendeel zonder zich nog voort te planten. (Bitzer & Shaw 1979, Van Swaay 2003).

Vliegtijd en overwintering

De atalanta tracht hier soms als volwassen vlinder te overwinteren, maar de meeste daarvan sterven. Het aantal individuen dat in Nederland voor 1 april wordt waargenomen, en hier dus mogelijk heeft overwinterd, neemt toe. Maar deze toename loopt gelijk met het totaal aantal gemelde vlinders.

De meeste vlinders overwinteren in Zuid-Europa. In het voorjaar trekken zij de bergen in of naar het noorden om de naderende droge en hete zomer te ontvluchten (zie kader). Daarvan arriveren de eerste soms al in maart, enkele in april en de meeste in juni. Uit onderzoek in Groot-Brittannië blijkt dat als de maanden mei en juni warm zijn, er relatief meer atalanta's arriveren dan als deze koud zijn. In de zomer is de soort hier als rups en pop en in augustus vliegen de eerste 'Nederlandse' vlinders. Overigens is de scheiding tussen de arriverende vlinders en hun nakomelingen niet duidelijk in het vliegtijddiagram te zien. Dit wordt veroorzaakt doordat de trekkende vlinders elk jaar in een andere periode kunnen arriveren en in sommige jaren komen de meeste pas in juli. In de grafieken van afzonderlijke jaren is deze scheiding duidelijker. De atalanta vliegt in Nederland tussen 1 mei en 1 november.

Een gedeelte van de vlinders vliegt in het najaar naar het zuiden, waar ze trachten te overwinteren. Daar wordt een generatie voortgebracht waarvan de vlinders in het voorjaar weer naar het noorden trekken. De uiterste data waarop een vlinder in Nederland is gezien zijn 1 januari en 19 december (de uiterste data van nog actieve vlinders zijn onbekend). (Roer 1991, Benvenuti et al. 1996, Stefanescu 2001, Mikkola 2003).

Bron

Auteur(s)

Wynhoff, I., Groenendijk, D., Swaay, C. van, Bosveld, M., Bos, F.

Publicatie