Leefgebied
De woudparelmoervlinder leefde in vochtige ruigten bij open plaatsen in een luwe omgeving, bijvoorbeeld ruige randen van vochtige hooi- of weilanden en natte, ruige gras-landjes in beekbegeleidende bossen. Ook beschut gelegen ruige graslanden in moerassen met hier en daar wat struiken en bosjes kunnen een geschikt leefgebied zijn. De laatste Nederlandse vindplaats was een vochtig populierenbos met een ondergroei van brandnetel en braam. Langs de slootkanten stonden grote schermbloemigen en echte valeriaan. De vliegplaatsen zijn vaak vrij klein; uit een Scandinavisch onderzoek blijkt dat de vliegplaats doorgaans niet groter is dan 25 m2, maar dan moeten er wel meerdere bij elkaar in de buurt liggen. (Van Swaay 1995, Tax 1989, wahlberg 1997).
Bron
Auteur(s)
Wynhoff, I., Swaay, C. van, Groenendijk, D., Bosveld, M., Bos, F.
Publicatie
- Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay & I. Wynhoff 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. De Vlinderstichting, Wageningen en Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey, Nederland.