Overslaan en naar de inhoud gaan

Bruine vuurvlinder Lycaena tityrus

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Lycaeninae [subfamilie]
Lycaena [genus] (5/4)
tityrus [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland
ReferentieVeldgids dagvlinders [2e druk]
ExpertSwaay, C. van (De Vlinderstichting)

Trend

Trend gehele periode: Stabiel
Trend laatste 10 jaar: Sterke toename

Bron: Vlinderstichting, CBS (via Netwerk Ecologische Monitoring)

 

Mobiliteit, verspreiding en trend

De bruine vuurvlinder is een weinig mobiele vlinder. Over het algemeen leggen vrouwtjes grotere afstanden af dan mannetjes, bijvoorbeeld als ze op zoek zijn naar een geschikte afzetplaats voor de eitjes. In warme jaren echter kan het voorkomen dat ze vele kilometers buiten de bekende vliegplaatsen worden gezien. (Christiaans & Meeuwissen 1982).

De bruine vuurvlinder komt voor van West-Frankrijk en Portugal tot Iran en van Nederland en Letland in het noorden tot halverwege het Iberisch schiereiland. Hij ontbreekt in Groot-Brittannië. In Nederland kwam hij omstreeks 1900 voor op de voedselarme zandgronden, in delen van de duinen en sommige Waddeneilanden, in Limburg en lokaal in het laagveengebied. De verspreiding heeft weliswaar gefluctueerd, maar de stand is tussen 1900 en 1980 gestaag afgenomen. Zo is de vlinder tussen 1950 en 1980 verdwenen uit het zuiden van het land en uit grote delen van de duinen en Utrecht. In 1980 was de verspreiding nog circa een zesde van die omstreeks 1900. In de jaren tachtig vloog de vlinder alleen nog op de zandgronden van de Veluwe, Drenthe en delen van Twente, enkele laagveengebieden in het noorden en de duinen van Terschelling, Schouwen (tot en met 1980) en Beveland. Sindsdien is de verspreiding min of meer hetzelfde gebleven, alleen in Zeeland is de soort verdwenen. Er zijn nu nog ongeveer honderd locaties over. De bruine vuurvlinder is nu een schaarse standvlinder.

Uit het Landelijk Meetnet Vlinders blijkt dat de soort op de Veluwe (waar hij vooral op heidevelden vliegt) toeneemt, terwijl hij in Drenthe (waar de soort veel vaker in bermen en graslanden leeft) afneemt. Het resultaat over beide gebieden is dat de soort een matige afname vertoont. (Van Swaay & Groenendijk 2005).

Toekomst

Bij een juist beheer kan de achteruitgang van de populaties in Noordoost-Nederland worden gestopt en kan de soort zich mogelijk op de Veluwe uitbreiden.