Levenscyclus en gedrag
De waardplanten van het icarusblauwtje zijn verschillende vlinderbloemigen, met name kleine klaver, rolklaver en hop-klaver. Het vrouwtje zet de eitjes afzonderlijk af op de bovenzijde en aan de basis van jonge bladeren aan de top van een plant. De gekozen planten staan doorgaans in een korte vegetatie met meerdere bijeen. Vrouwtjes van de eerste generatie zetten de eitjes vooral af op kleine klaver, vrouwtjes van latere generaties gebruiken met name rolklaver. Aanvankelijk mineert de jonge rups in het blad, dat wil zeggen dat alleen het tussenweefsel van het blad wordt gegeten; de buitenlaag blijft intact. Dit rupsje leeft dus in het blad. Latere stadia van de rups leven aan de buitenzijde en eten het hele blad. Halfvolgroeide rupsen overwinteren in de strooisellaag of laag tegen de stengel van de waardplant. Rupsen worden zelden, en alleen in het laatste stadium, bezocht door mieren, poppen worden soms meegenomen naar het nest. (Dennis 1984a, 1985a, Fiedler 1991, Fiedler & Hölldobler 1992, Maes & Van Dyck 1999, Gutiérrez et al. 2001).
De eerste vlinders verschijnen eind april. De dichtheid is doorgaans hoog, zo'n 24 tot 124 individuen per ha. Ze voeden zich met nectar van hoofdzakelijk vlinderbloemigen maar ook andere kruiden worden bezocht. De vlinders over-nachten vaak in kleine groepjes in beschutte graspollen. Twee tot drie vlinders zitten dan met de kop naar beneden op een grasspriet. In de vroege ochtend en de late namiddag zijn ze regelmatig te zien op deze gezamenlijke rustplaatsen. Mannetjes zijn territoriaal of houden patrouillevluchten om vrouwtjes te zoeken. Ze verdedigen hun territorium van-uit vaste punten en achtervolgen allerlei vliegende insecten. Uit experimenten blijkt dat mannetjes vaker blauwe dan anders gekleurde vlinders benaderen en verjagen. Tijdens de balts vliegen mannetje en vrouwtje met een snelle vleugelslag en hangen secondenlang achter elkaar 'stil' in de lucht. Wordt het paar niet verstoord door andere mannetjes, dan landen zij op of tussen de vegetatie. Het mannetje loopt dan achter het vrouwtje aan, terwijl beide vlinders de vleugels op en neer bewegen, waarna de paring volgt. (Lundgren 1977, Thomas & Lewington 1991, Van Wely 1993, Knüttel & Fiedler 2001, Van Swaay 2003).
Vliegtijd en overwintering
Het icarusblauwtje vliegt in twee, soms drie generaties. De eerste vliegt tussen 16 mei en 30 juni, de tweede tussen 21 juli en 25 augustus. Soms vliegt er een derde generatie van begin september tot half oktober. De generaties kunnen elkaar overlappen zodat in goede jaren dit blauwtje van eind april tot half oktober kan worden gezien. De uiterste vliegdata zijn 2 april (vroegere waarnemingen van anonieme waar-nemers zijn hier niet opgenomen) en 4 november. Hij overwintert als halfvolgroeide rups.
Bron
Auteur(s)
Wynhoff, I., Groenendijk, D., Swaay, C. van, Bosveld, M., Bos, F.
Publicatie
- Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay & I. Wynhoff 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. De Vlinderstichting, Wageningen en Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey, Nederland.