Overslaan en naar de inhoud gaan

Gentiaanblauwtje Phengaris alcon

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Polyommatinae [subfamilie]
Phengaris [genus] (4/4)
alcon [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland
ReferentieVeldgids dagvlinders [2e druk]
ExpertSwaay, C. van (De Vlinderstichting)

Trend

Trend gehele periode: Sterke afname
Trend laatste 10 jaar: Sterke afname

Bron: Vlinderstichting, CBS (via Netwerk Ecologische Monitoring)

Mobiliteit, verspreiding en trend

Het gentiaanblauwtje is een honkvaste vlinder die nauwelijks zwerft. Zelden worden vlinders op meer dan enkele honderden meters van een vangplaats teruggevonden. Er zijn maar enkele voorbeelden van kolonisaties op grotere afstand van bekende populaties, zoals de kolonisatie van de Plateaux (nb) (dichtstbijzijnde populaties op 1700 meter) en van de Lankheet (ov) (dichtstbijzijnde populatie op 800 meter). In Vlaanderen is er mogelijk op bijna zeven kilometer afstand een gebied gekoloniseerd (mond. med. G. Palmans) en er heeft een populatie op Terschelling gevlogen. (Wynhoff et al. 1996, Talloen 1998, Vanreussel et al. 2000, Maes et al. 2004).

Het gentiaanblauwtje komt voor van West-Spanje tot Mongoliƫ en van Zuid-Zweden tot de Balkan. In Nederland was de soort aan het begin van de twintigste eeuw een vrij algemene standvlinder van de zandgronden. Daarnaast vloog hij op enkele plaatsen in de duinen, in Zuid-Limburg en het veenweidegebied. Tot 1965 lijkt het voorkomen min of meer stabiel te zijn geweest. Tussen 1965 en 1985 verslechterde de stand snel en verdween ongeveer tweederde van de populaties, bijvoorbeeld uit de duinen en bij Zegveld (ut), en ging hij sterk achteruit in het dal van de IJssel, de Gelderse Vallei, de beekdalen van Winterswijk, Salland, Midden-Twente en in het Maasdal. In de jaren tachtig leek het voorkomen stabiel maar sinds 1990 gaat de soort wederom snel achteruit. Tussen 1990 en 2000 verdwenen ongeveer vijf Ơ zes populaties per jaar en halveert de stand van bijna 160 in 1990 naar 90 populaties in 2000. Van deze 90 populaties bevinden zich 79 in vochtige heiden en 11 in blauwgraslanden. Enkele hebben de beschikking over een leefgebied dat kleiner is dan 0,5 ha en voor hun voortbestaan moet worden gevreesd. Het gentiaanblauwtje is nu nog een vrij zeldzame standvlinder. (Wallis de Vries 2001a, 2004a).

Binnen het Landelijk Meetnet Vlinders wordt sinds 1997 het aantal eitjes geteld en het blijkt dat de soort sterk afneemt. Maar er zijn aanzienlijke verschillen tussen regio's. In Zuid-Nederland is de soort min of meer stabiel, op de Veluwe en in het Oosten neemt hij matig af en in het Noorden gaat hij sterk achteruit. (Van Swaay & Groenendijk 2005).

Bron

Auteur(s)

Wynhoff, I., Swaay, C. van, Groenendijk, D., Bosveld, M., Bos, F.

Publicatie