Leefgebied
Het klein koolwitje leeft in een groot aantal biotopen, zoals ruigten, tuinen, dijken, bloemrijke graslanden en bos- en akkerranden. De soort heeft een voorkeur voor goed ontwikkelde bosranden, houtwallen en graslanden. Tuinen, parken en ruigten zijn ook aantrekkelijk, omdat hier een rijke nectarvoorraad te vinden is. De hoogste dichtheden aan vlinders worden gevonden in droge graslanden. (Van Swaay 2003).
Bron
Auteur(s)
Wynhoff, I., Swaay, C. van, Groenendijk, D., Bosveld, M., Bos, F.
Publicatie
- Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay & I. Wynhoff 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. De Vlinderstichting, Wageningen en Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey, Nederland.