Overslaan en naar de inhoud gaan

Klein koolwitje Pieris rapae

Foto: Ab H. Baas

Indeling

Pierinae [subfamilie]
Pieris [genus] (4/3)
rapae [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland
ReferentieVeldgids dagvlinders [2e druk]
ExpertSwaay, C. van (De Vlinderstichting)

Trend

Trend gehele periode: Stabiel
Trend laatste 10 jaar: Stabiel

Bron: Vlinderstichting, CBS (via Netwerk Ecologische Monitoring)

    

Mobiliteit, verspreiding en trend

Het klein koolwitje is een zeer mobiele vlinder die door Lempke (1972) tot de 'binnen hun areaal migrerende vlinders' wordt gerekend. Zij kunnen trekken in vluchten van vele duizenden vlinders. In het verleden zijn zelfs grotere trekvluchten gezien: in juli 1942 kwamen bij Oostkapelle miljoenen kleine koolwitjes uit zee aanvliegen; in juli 1952 werden ze op verscheidene plaatsen 'massaal' waargenomen, en in 1960 vlogen op Terschelling miljoenen vlinders richting zee. Al deze waarnemingen staan slechts gedeeltelijk op de kaart; een deel van de oude gegevens van het trekvlinderonderzoek zijn helaas verdwenen. Recentelijk zijn dergelijke grote vluchten van het klein koolwitje niet meer gezien. Het klein en klein geaderd witje kunnen, in tegenstelling tot het groot koolwitje, ook in de zomer al in grote groepen migreren. Individuele vrouwtjes kunnen relatief grote afstanden vliegen als ze op zoek zijn naar een geschikte plaats om de eitjes af te zetten. (Boedijn 1914, Lempke 1972).

Het klein koolwitje komt voor van Ierland tot Japan en Noord-Amerika en van Scandinavië tot Noord-Afrika, Aus-tralië en Nieuw-Zeeland. In Nederland is het een zeer algemene soort, met 677.000 waarnemingen is het zelfs de algemeenste standvlinder. Het verspreidingsgebied lijkt te zijn toegenomen. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat waarnemingen van algemene vlinders tegenwoordig ook worden geregistreerd. Verspreidingsgegevens uit het begin van de vorige eeuw zijn namelijk gebaseerd op literatuurvermeldingen en exemplaren in collecties. Algemene soorten werden naar verhouding minder vaak vermeld en verzameld. Dat deze vlinder ook aan het begin van de vorige eeuw algemeen was blijkt bijvoorbeeld uit Ter Haar (1928) die de soort 'even gewoon en schadelijk als het groot koolwitje' noemt.

Uit het Landelijk Meetnet Vlinders blijkt dat de aantallen matig zijn afgenomen. (Van Swaay & Groenendijk 2005).

Bron

Auteur(s)

Wynhoff, I., Swaay, C. van, Groenendijk, D., Bosveld, M., Bos, F.

Publicatie