Overslaan en naar de inhoud gaan

Groot geaderd witje Aporia crataegi

Foto: Paul Kersten

Indeling

Pierinae [subfamilie]
Aporia [genus] (1/1)
crataegi [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland
ReferentieVeldgids dagvlinders [2e druk]
ExpertSwaay, C. van (De Vlinderstichting)

 

Mobiliteit, verspreiding en trend

Het groot geaderd witje is een zeer mobiele vlinder (Bink 1992).

De soort komt in grote delen van Europa voor. In Nederland was het tot 1920 een vrij algemene en tot 1940 een vrij zeldzame standvlinder op de zand- en lössgronden van Oost- en Zuid-Nederland. Vroeger kon deze soort in fruitboomgaarden zelfs een plaag zijn. Ter Haar (1928) beschreef de verspreiding als 'geheel Nederland', het voorkomen in Gelderland en oostelijk Noord-Brabant zelfs als 'soms in groot aantal'. De soort is overigens bekend om de grote jaarlijkse schommelingen in aantallen. Na 1940 neemt het verspreidingsgebied verder af. De laatste waarnemingen van vlinders die zich hier voortplantten, zijn uit 1971 van het Weerterbosch (40 exemplaren) en uit 1975 van Hoog Buurlo. Sindsdien zijn in totaal nog 40 meldingen van zwervende individuen. Overigens is het opvallend dat er sinds 1975 weinig waarnemingen van deze soort zijn gedocumenteerd met foto's of bevestigd door andere waarnemers. Maar ook het aantal zwervers neemt af. Na 1995 is de soort nog maar vijfmaal gezien: tweemaal in 1995, tweemaal in 1996 en nog een keer in 1999. Sindsdien zijn er geen betrouwbare meldingen meer geweest.

Toekomst

Het groot geaderd witje heeft een groot leefgebied nodig met open bossen, bosranden en struweelgroepen waarin de waardplanten ruim voorhanden zijn. Als er een geschikte omgeving ontstaat, is de vlinder mobiel genoeg om zich hier op eigen kracht weer te vestigen.

Bron

Auteur(s)

Wynhoff, I., Swaay, C. van, Groenendijk, D., Bosveld, M., Bos, F.

Publicatie