Overslaan en naar de inhoud gaan

Bruine glazenmaker Aeshna grandis

Foto: Dick Belgers

Indeling

Aeshnidae [familie]
Aeshna [genus] (8/7)
grandis [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland zoet
ReferentieBasisrapport Rode Lijst Libellen 2011 volgens Nederlandse en IUCN-criteria
ExpertKalkman, V.J. (EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden)

Trend

Trend gehele periode: Matige toename
Trend laatste 10 jaar: Sterke toename

Bron: Vlinderstichting, CBS (via Netwerk Ecologische Monitoring)

 

Areaal

De soort heeft een vrij noordelijke verspreiding van West-Europa tot aan Mongolië en het Baikalmeer in Siberië. De noordgrens ligt rond de 65e breedtegraad, de zuidgrens rond de 40e. Het is een Siberische soort die west- en zuidwaarts schaarser wordt. In Noordoost-Europa is het de talrijkste Aeshna (Peters 1987). Hij komt verder in vrijwel geheel Midden- en Noord-Europa voor, Engeland en Ierland incluis. In het zuiden is A.grandis beperkt tot hoger gelegen gebieden zoals de Pyreneeën, het Centraal Massief en de Alpen. Hij ontbreekt in Spanje, het grootste deel van Italië en de Balkan (incl. Griekenland) en de eilanden in de Middellandse Zee. In Duitsland komt A.grandis in het hele land voor, maar vooral in het noorden. In België komt hij verspreid voor, hoewel hij in het westen zeldzaam is. Luxemburg telt maar één populatie.

Verspreiding in Nederland

De bruine glazenmaker is algemeen in grote delen van het land, maar gebieden met brak water worden gemeden. In het Waddengebied, Flevoland, de westelijke provincies en de zuidelijke helft van Limburg worden vrijwel uitsluitend zwervers waargenomen, met een interessante uitzondering langs de Oude Rijn. In Zuid-Holland liggen de vindplaatsen veelal rond de as Katwijk-Woerden, aansluitend op de binnenlandse verspreiding. In dit gebied is verschillende malen voortplanting vastgesteld. Ook uit het duingebied tussen Katwijk en Den Haag zijn opvallend veel vondsten bekend, waaronder die van een larve in Meijendel in 1970 (Geijskes & Van Nieukerken 1978). In 1999 werd bij een duinplas bij Katwijk een larvenhuidje gevonden (pers. med. A. Kop). Deze vondsten zijn opvallend gezien de zeldzaamheid in het duingebied. Het beschreven verspreidingsbeeld hangt samen met de loop van de Oude Rijn. Door de verzoetende invloed van deze rivier ontstaat geschikte biotoop in een relatief brakke omgeving. In Friesland komt de bruine glazenmaker eveneens vooral voor in de gordel van grote, zoete meren en veenpolders, en mijdt de zwak brakke delen. Recent werd de soort op Terschelling gezien en er zijn slechts enkele waarnemingen uit Noord-Holland ten noorden van het Noordzeekanaal en van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden. De hoogste dichtheden komen voor in de laagveenmoerassen en in het noordoosten, in gebieden die rijk zijn aan open water en bos. Ten zuiden van de Grote Rivieren is het voorkomen lokaler, met onder meer concentraties in de omgeving van Oisterwijk en het Peelgebied. In Limburg is de soort zeldzaam, ook in ogenschijnlijk geschikte gebieden als de Meinweg en de Brunssummerheide. Het voorkomen lijkt in de loop van de 20e eeuw onveranderd. De bruine glazenmaker is groot en opvallend, en is niet makkelijk over het hoofd te zien. Het verspreidingsbeeld zal daarom vrij compleet zijn.

Bron

Auteur(s)

Hoeffnagel, W., Dijkstra, K.B.

Publicatie