Overslaan en naar de inhoud gaan

Zadellibel Anax ephippiger

Foto: Ron Schippers

Indeling

Aeshnidae [familie]
Anax [genus] (3/1)
ephippiger [soort]

Biotoop

De eerste Nederlandse zadellibellen werden gezien bij een klein ven met een vegetatie van voornamelijk pijpenstrootje (Molinia caerulea), de tweede waarneming kwam van ondiepe duinplassen. In het hoofdverspreidingsgebied in Afrika en Azië plant de soort zich voort in tijdelijke wateren in droge gebieden. Deze wateren worden gekenmerkt door een geringe diepte (enkele centimeters tot decimeters), een spaarzame vegetatie in en rond het water, een hoge watertemperatuur, een grote prooipopulatie (vooral muggenlarven) en het ontbreken van predators van de larven (vissen). Het water is meestal voedselrijk, soms licht brak. Incidenteel komt de soort voor in permanent of dichtbegroeid water.

In Europa geldt dezelfde biotoopkeuze. De wateren bevinden zich vaak in een pionierstadium, al worden zeer recent ontstane poelen gemeden. Imago’s verwijderen zich soms honderden kilometers van het voortplantingswater, waardoor ze overal te vinden zijn (Burbach & Winterholler 1997, Dumont 1977b, 1994, Grand 1990, Maibach et al. 1989, Silsby 1993, ).

Begeleidende soorten

In het hoofdverspreidingsgebied maakt Sympetrum fonscolombii op dezelfde wijze gebruik van tijdelijke plassen als H. ephippiger, waardoor beide vaak samen voorkomen. Ook in Nederland zijn beide tijdens een invasie samen aangetroffen (Mostert 1996).

Bron

Auteur(s)

Edelaar, P.

Publicatie