Overslaan en naar de inhoud gaan

Bruinrode heidelibel Sympetrum striolatum

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Libellulidae [familie]
Sympetrum [genus] (9/8)
striolatum [soort]

Eieren en larven

De eieren worden vrij in het water afgezet. Volgens Ottolenghi (1987) moet de legschede contact maken met water; dit betekent dus dat eiafzet op het droge is uitgesloten. Eiafzet gebeurt vaak in water tussen oeverplanten maar ook wel ver van de oever. De larven houden zich op tussen waterplanten of op de bodem en leven vooral van muggenlarven (Corbet 1956a, Gardner 1950b, Onyeka 1983). ‘s Ochtends sluipen ze uit op vegetatie in of langs het water, meestal enkele tientallen centimeters boven het oppervlak, maar er zijn ook larvenhuidjes gevonden op anderhalve meter hoogte en tot zes meter vanaf het water (Gardner 1950b).

Imago’s

Jonge imago’s zoeken warme ruige terreinen op waar ze vanaf uitkijkposten op kleine insecten jagen. Uitgekleurde mannetjes bezetten zonnige zitplaatsen langs de oever, waarbij de eerste die arriveert dominant is. De hoogste stabiele dichtheid is ongeveer twaalf mannetjes per 100 m. De paring vindt plaats in vegetatie bij het water en duurt hooguit een kwartier (Moore 1964, 1991a, Ottolenghi 1987).

Fenologie

De levencyclus wordt gewoonlijk in één jaar voltooid (Corbet 1956a, Robert 1959). Na de winter ontwikkelen de eieren zich, afhankelijk van de watertemperatuur, in drie tot zes weken. De vliegtijd valt tussen april en november met een piek rond eind juli, begin augustus. De soort verschijnt dus iets vroeger dan S.vulgatum. Individuen in april en mei zijn echter vermoedelijk afkomstig uit zuidelijker streken. Bij een warme voorzomer kunnen de eerste imago’s al vroeg verschijnen en als het de gehele zomer warm blijft kan er in de herfst zelfs een tweede generatie uitvliegen (Jödicke & Thomas 1993). De maximale leeftijd van imago’s bedraagt vier maanden (Mayer 1961).

Verbreidingsvermogen

De bruinrode heidelibel staat bekend als een krachtige trekker: er zijn waarnemingen van zwermen van miljoenen exemplaren en van trekkende individuen op volle zee, met name in de eerste helft van de 20e eeuw (onder andere Dannreuther 1936, 1937, Dell’Anna & Utzeri 1991, Longfield 1948), en ook in ons land (Lieftinck 1926b). In 1995 werd trek in zuidoostelijke richting gezien op Walcheren met ongeveer 100 individuen per uur (Reinboud 1995). Bij trek worden meestal meer mannetjes dan vrouwtjes gezien. Het is niet waarschijnlijk dat een influx van de bruinrode heidelibel samenvalt met die van Sympetrumdanae en S.flaveolum, omdat dit soorten zijn met een meer oostelijke verspreiding. Inderdaad was tijdens de invasie van de geelvlekheidelibel in 1995 de bruinrode niet opvallend talrijk (Wasscher 1996b).

Bron

Auteur(s)

Dijkstra, K.B.

Publicatie