Overslaan en naar de inhoud gaan

Steenrode heidelibel Sympetrum vulgatum

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Libellulidae [familie]
Sympetrum [genus] (9/8)
vulgatum [soort]

Eieren en larven

De eieren worden bij voorkeur in ondiep water afgezet, op plekken met modder, veenmos (Sphagnum sp.) of algenflab en op plekken waar submerse vegetatie het oppervlak raakt. Direct na het afzetten bewegen de eieren op de eventuele stroom van het water, maar langzaam worden ze kleverig en blijven ze plakken aan bijvoorbeeld waterplanten. De larven leven op de modderige of stenige bodem of tussen waterplanten. Uitsluipen gebeurt meestal in de ochtend en gewoonlijk tot op enkele decimeters hoogte op planten in of langs het water, waarna de imago’s rond het middaguur uitvliegen. Soms sluipen ze ook verder van het water uit, bijvoorbeeld in bomen op een hoogte van twee tot vier meter. (König 1990, Mayer 1961, Rehfeldt 1992, Robert 1958, Schorr 1990)

Imago’s

De levenswijze van de imago’s lijkt op die van S.striolatum. Bij een gunstig microklimaat (beschut en zonnig) kan de dichtheid van geslachtsrijpe mannetjes oplopen tot 16 per 100 m oever. Winderige, beschaduwde oevers herbergen nauwelijks mannetjes (Mayer 1961). Volgens König (1990) zitten ze voornamelijk in vegetatie op 60-80 cm boven het water. De paring gebeurt in de begroeiing rond het voortplantingswater en de eiafzet begint in tandem. Tandems verkiezen de eieren af te zetten in de buurt van al aanwezige paren, waardoor soms groepen eiafzettende tandems ontstaan. Dit gebeurt minder wanneer de oevervegetatie dichter is en lijkt onafhankelijk van de aanwezigheid van eventuele predators. Wat deze groepsvorming stuurt (veiligheid, schaarste aan substraat van voorkeur) is onduidelijk (Rehfeldt 1992).

Fenologie

De eieren komen pas in het voorjaar uit. De levenscyclus duurt één jaar. Uitsluipen gebeurt van begin juni tot eind september, met de piek eind juli en begin augustus. Sympetrumvulgatum behoort tot de najaarsoorten en heeft een hoofdvliegtijd in de maand augustus. De vliegtijd is wat korter dan van S.striolatum. Voortplantingsactiviteit vindt vooral plaats in de maanden augustus en september en is niet later waargenomen dan eind oktober. (Heidemann & Seidenbusch 1993)

Verbreidingsvermogen

S.vulgatum is minder zwerflustig dan de meeste andere soorten van het genus, al kan ook deze soort zich ver van geschikte voortplantingsbiotoop verwijderen, zoals blijkt uit waarnemingen op Rottumerplaat, Griend en de Waddenzee bij Texel. Mogelijk is de relatieve schaarste in Groot-Brittannië te verklaren uit de betrekkelijk geringe reislust. Tot 1995 was daar slechts een tiental waarnemingen bekend, terwijl gerenommeerde trekkers als S.flaveolum en S.fonscolombii regelmatig invadeerden (Parr 1996a). In 1995 werd de soort voor het eerst in tientallen jaren weer opgemerkt, als onderdeel van een massale invasie vanuit het oosten met verschillende heidelibellen, waarbij zowel de bandheidelibel (Sympetrumpedemontanum) als de vuurlibel (Crocothemiserythraea) voor het eerst de eilanden bereikten (Silsby 1995). Van het vasteland zijn geen waarnemingen van trek gepubliceerd. Omdat S.vulgatum zo algemeen is, is trek niet te achterhalen in het waarnemingenbestand.

Bron

Auteur(s)

Dijkstra, K.B.

Publicatie