Overslaan en naar de inhoud gaan

Zwarte heidelibel Sympetrum danae

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Libellulidae [familie]
Sympetrum [genus] (9/8)
danae [soort]

Biotoop

De grootste dichtheden bereikt S.danae op de hoge zandgronden bij vennen, heideplassen en hoogveen. De vennen en plassen zijn (deels) ondiep en meestal zuur en oligotroof – de soort ontbreekt in voedselrijke wateren. De oever is minstens deels modderig en onbeschaduwd en vaak ligt er een zone met veenmos (Sphagnum sp.) langs. In de duinen plant S.danae zich voort in beschutte, ondiepe wateren met vrij veel vegetatie en een modderige bodem. In warme, droge zomers vallen deze wateren vaak droog. In Groningen en vermoedelijk ook in Friesland komt de zwarte heidelibel sporadisch voor in de zeekleigebieden, in sloten van ongeveer één meter breed en 50 cm diep met een goed ontwikkelde watervegetatie. Het is onduidelijk in hoeverre laagveenmoerassen geschikt zijn – het enige bewijs van voortplanting in een laagveenmoeras wordt gevormd door twee larvenhuidjes die gevonden werden in een greppel in blauwgrasland (De Groot 1997a).

Begeleidende soorten

Geen twee Nederlandse soorten hebben een zo overeenkomstig verspreidingsbeeld als S.danae en Lestessponsa. Ook het voorkomen van Enallagmacyathigerum en Libellulaquadrimaculata komt sterk overeen. Dit viertal vormt de hoofdmoot van de libellen bij vennen. Ook drie algemene andere heidelibelsoorten, S.flaveolum, S.sanguineum en S.vulgatum, komen veel met S.danae voor.

Bron

Auteur(s)

Kalkman, V.J.

Publicatie