Voorkomen
Status | Oorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a) |
Habitat | land zoet |
Referentie | Basisrapport Rode Lijst Libellen 2011 volgens Nederlandse en IUCN-criteria |
Expert | Kalkman, V.J. (EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden) |
Trend
Trend gehele periode: Matige afnameTrend laatste 10 jaar: Matige afname
Bron: Vlinderstichting, CBS (via Netwerk Ecologische Monitoring)
Areaal
S.danae heeft een holarctische verspreiding. In Azië komt de soort noordelijk tot ongeveer de 65e breedtegraad voor. Ook in Europa heeft hij een overwegend noordelijke verspreiding. In Scandinavië, Finland, het Midden-Europese laagland en het noordelijk deel van de Alpen is hij algemeen. Zuidwaarts is hij zeldzamer en beperkt tot hoger gelegen gebieden. In Groot-Brittannië is de soort in het hele land vrij algemeen, maar vooral in het noorden en westen talrijk. In Frankrijk komt hij verspreid in het noorden voor, zuidelijker alleen in de Alpen en het Centraal Massief. Ook in Duitsland is hij het algemeenst in het noorden. In België is S.danae algemeen. In Luxemburg, waar hij pas in 1986 voor het eerst werd gezien, komen geen stabiele populaties voor.
Verspreiding in Nederland
De verspreiding is vrijwel beperkt tot de binnenlandse zandgronden, waar de soort algemeen is. Verspreid over het duingebied zijn verschillende kleine populaties aangetroffen. Het is onduidelijk of deze populaties stabiel zijn of dat ze afhankelijk zijn van invasies vanuit de binnenlandse zandgronden. Zwervers worden regelmatig aangetroffen in het Rivierengebied, zuidelijk Limburg en de zeeklei- en veenweidegebieden. In deze gebieden is weinig geschikte biotoop voorhanden en voortplanting gebeurt er waarschijnlijk slechts incidenteel. Bij enkele sloten in de zeekleigebieden van Groningen zijn jonge individuen aangetroffen. Waarschijnlijk plant de soort zich in Friesland ook in deze biotoop voort, maar daar is later in het jaar geïnventariseerd en er zijn geen jonge individuen gevonden. Twee in De Wieden gevonden larvenhuidjes vormen het enige bewijs van voortplanting in een laagveenmoeras; bij een in 1996 uitgevoerde inventarisatie werden de meeste waarnemingen (waaronder tandems) daar verricht bij krabbescheervelden (Stratiotesaloides). Vermoed wordt dat op die plaatsen voortplanting plaatsvond (De Groot 1997a). In Zuid-Limburg is waarschijnlijk alleen op de Brunssummerheide sprake van voortplanting.
Bron
Auteur(s)
Kalkman, V.J.
Publicatie
- Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4: 1-440. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.