Overslaan en naar de inhoud gaan

Beekoeverlibel Orthetrum coerulescens

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Libellulidae [familie]
Orthetrum [genus] (3/3)

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland zoet
ReferentieBasisrapport Rode Lijst Libellen 2011 volgens Nederlandse en IUCN-criteria
ExpertKalkman, V.J. (EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden)

 

Areaal

De soort is wijdverspreid in het westen en het midden van Europa. Noordwaarts wordt hij steeds schaarser, maar hij is bekend van het zuiden van Scandinavië (Lödl 1978). De ondersoort O.c.anceps vervangt de nominaat in het Midden-Oosten, Noord-Afrika en delen van Zuid-Europa.

In de ons omringende landen en ook in het noorden van Frankrijk is de beekoeverlibel niet algemeen. In Groot-Brittannië komt hij voornamelijk in het zuidwesten voor en in het westen van Schotland. In de Duitse deelstaat Nord-rhein-Westfalen heeft hij de status ‘ernstig bedreigd’. Ook in de rest van Duitsland is hij schaars en bedreigd. In België komt hij voor op enkele zuidelijke locaties en in de Kempen. De status op de Vlaamse Rode Lijst is ‘bedreigd’. In Luxemburg is hij verdwenen.

Verspreiding in Nederland

In Nederland was het voorkomen tot dusverre vrijwel beperkt tot locaties op de zandgronden in het zuidoosten van Noord-Brabant en Limburg. Tot de jaren ‘90 ging de soort achteruit, waarschijnlijk vooral door beeknormalisatie, vermindering van waterkwaliteit en afnemende kwelinvloed. Daarna, met name vanaf 1995, is het aantal vindplaatsen weer toegenomen. Dit lijkt niet alleen het gevolg van een toegenomen waarnemingsintensiteit. Mogelijk heeft de warme zomer van 1994 de ontwikkeling van de larven begunstigd en geleid tot een massaal uitsluipen in 1995. Ook natuurontwikkelingsprojecten met kwel hebben tot nieuwe vestigingen geleid, zoals bij Weustenrade, Schinveld, de St. Jansberg en het Wisselsche Veen (Gubbels et al. 1995).

Er zijn maar weinig populaties die al tientallen jaren standhouden. De Rode Beek (Brunssummerheide) herbergt waarschijnlijk de oudste populatie (vanaf 1940). Populaties die sinds de jaren ‘80 bestaan zijn bekend van het Nartheciumbeekje in de Meinweg en Budel-Dorplein. De populatie bij Budel-Dorplein is waarschijnlijk de grootste van Nederland. Van de steengroeven bij Winterswijk zijn waarnemingen uit de jaren ‘80 en ‘90 bekend, maar mogelijk is de soort tussentijds weg geweest. Op het aantallenkaartje vallen de drie hedendaagse bolwerken van deze soort op: de Kempen/West-Limburg, de Meinweg en de Brunssummerheide. Ook buiten het kerngebied werd hij op verscheidene plaatsen gevonden. Van Zundert is zeker dat het een populatie betrof, van andere locaties zijn slechts incidentele waarnemingen bekend. Sinds 1997 zijn nieuwe populaties bekend geworden van de Staverdense Leemputten (Verbeek 1999), Noordoost-Twente en de omgeving van Holten.

Bron

Auteur(s)

Weide, M.J.T. van der

Publicatie