Voorkomen
Status | Oorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a) |
Habitat | land zoet |
Referentie | Basisrapport Rode Lijst Libellen 2011 volgens Nederlandse en IUCN-criteria |
Expert | Kalkman, V.J. (EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden) |
Areaal
De verspreiding is geconcentreerd rondom de Middellandse Zee, inclusief Noord-Afrika. Oostwaarts reikt zij via het Midden-Oosten en het noorden van India tot Mongolië. Vanaf het Iberisch Schiereiland komt de soort aaneengesloten voor in Frankrijk, Italië, de Balkan en Griekenland. In West- en Midden-Europa is het verspreidingsbeeld verbrokkeld. De noordgrens loopt ongeveer ter hoogte van de lijn Bretagne-Polen. In Groot-Brittannië en Scandinavië ontbreekt O.brunneum. In Frankrijk is hij vrij gewoon. In westelijk Duitsland ten zuiden van de Main is hij plaatselijk talrijk, verder zijn er populaties bekend van Berlijn, de omgeving van Aken en verschillende plaatsen in Oost-Duitsland (Brockhaus 1994, Jahn 1982, Krüner 1992). In België wordt hij vooral aangetroffen in het zuidoosten van Wallonië, waar enkele grote populaties leven. In Vlaanderen wordt de soort incidenteel waargenomen, voornamelijk in de provincie Limburg (Inberg 1995). In Luxemburg zijn, sinds de eerste waarneming in 1986, drie populaties gevonden.
Verspreiding in Nederland
Lang was de zuidelijke oeverlibel slechts bekend van vindplaatsen bij Venlo (19e eeuw) en Kerkrade (1902). Het is onbekend of deze waarnemingen betrekking hebben op populaties of zwervende individuen. In 1995 is de soort voor het eerst sinds 1902 weer in Nederland aangetroffen, op vijf locaties – vier in de zuidelijke helft van Limburg en één in Winterswijk. Dit betroffen vooral zwervers (één tot drie individuen). Alleen in Schinveld en Weustenrade leken kleine populaties aanwezig, van naar schatting enkele tientallen dieren. In 1996 werd hij op zeven locaties in Limburg aangetroffen, de grootste aantallen in Weustenrade, Echt en Schinveld – ook nu hoofdzakelijk zwervers. In 1997 werd in Weustenrade slechts één mannetje gezien en in Schinveld nog maar vijf individuen. Daarnaast werden in dat jaar in Limburg individuen waargenomen in de Encigroeve bij Maastricht, Haeselaarbroek (Echt) en de Rode Beek (Brunssummerheide). Buiten Limbrug is de soort gemeld van de Veluwe bij Harderwijk en de steengroeven bij Winterswijk. Bij de laatste locatie werden in verscheidene jaren individuen waargenomen en waarschijnlijk heeft hier enkele jaren een populatie geleefd. Op verschillende plaatsen zijn tandems en paringswielen waargenomen en er is diverse keren eiafzet geconstateerd. Verse individuen zijn gezien bij de Kunderberg, Weustenrade (Schinveld) en in de Encigroeve. Op de laatste plaats zijn ook larvenhuidjes gevonden (Dijkstra et al. 1998).
Bron
Auteur(s)
Gubbels, R.E.M.B.
Publicatie
- Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4: 1-440. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.