Overslaan en naar de inhoud gaan

Platbuik Libellula depressa

Foto: Marijke Kanters

Indeling

Libellulidae [familie]
Libellula [genus] (3/3)
depressa [soort]

Biotoop

Als een echte pionier wordt L.depressa veelal aangetroffen bij door mensen gecreëerde wateren, zoals weidepoelen, leemkuilen, pas gegraven sloten en plasjes, steengroeven – ondiep water met weinig begroeiing op de oevers. Daarnaast komt de soort voor bij ondiepe heide- of duinplassen, zelden bij vennen. Als één van weinig libellensoorten is hij vaker te zien in agrarische en stedelijke gebieden dan in natuurgebieden. Hij heeft een duidelijke voorkeur voor kleine en middelgrote wateren op leem- en zandgrond – de waarnemingen in uiterwaarden zijn meestal afkomstig van wateren op (kleiig) zand. Grote plassen en wateren op klei en veen worden gemeden. Voortplanting gebeurt over het algemeen bij wateren met een spaarzame oeverbegroeiing en weinig waterplanten. Bij een dichte begroeiing met waterplanten – volgens Schorr (1990) bij een bedekking van meer dan 50% van het oppervlak – verdwijnt de soort meestal. In Engeland komt hij ook voor op hoogveenplassen (Merritt et al. 1996). In oostelijke, zuidelijke en hogere delen van Europa plant hij zich ook voort in stromend water (Schorr 1990).

Begeleidende soorten

Coenagrionpuella is in Nederland de voornaamste begeleider van L.depressa. Andere soorten die relatief veel met de platbuik zijn gevonden zijn Pyrrhosomanymphula, Anaximperator en Libellulaquadrimaculata.

Bron

Auteur(s)

Ketelaar, R.

Publicatie