Overslaan en naar de inhoud gaan

Bruine korenbout Libellula fulva

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Libellulidae [familie]
Libellula [genus] (3/3)
fulva [soort]

Biotoop

Libellulafulva is een soort van plassen en kanalen met een matig tot zeer rijke oevervegetatie. De wateren zijn meso- tot eutroof, zwak zuur tot zwak basisch en enigszins beschut. De soort is opvallend tolerant ten aanzien van voedselrijkdom, maar te rijk water wordt gemeden. Lijnvormige wateren waar de soort voorkomt (kanalen, sloten) zijn doorgaans meer dan vier meter breed, plassen hebben een diameter van minstens 10 m (Höppner 1994). De aanwezigheid van vis lijkt de biotoopkeuze niet te beïnvloeden. De hoogste aantallen komen voor op de zandgronden, met name bij kanalen met veel riet (Phragmites australis). Ook komen vrij grote populaties voor in laagveengebieden met kwelwater (Geijskes & Van Tol 1983, De Groot 1996a, Hooijmeijer & Jager 2001, Ketelaar 1988). Verder leeft hij in oude zandafgravingen, zandige halfopen bosplassen, voedselrijke vijvers in stedelijke omgeving en sloten langs spoorlijnen. Vroeger bevolkte hij ook zwakgebufferde vennen zoals de Oisterwijkse Vennen. In Drenthe en Overijssel komt de soort samen met de weidebeekjuffer voor bij de uitstroom van weteringen en gekanaliseerde beken in kanalen. Het water is hier schoon en de oevervegetatie wordt niet vaak gemaaid.

Begeleidende soorten

Kenmerkende soorten van het leefgebied van L.fulva zijn Coenagrionpulchellum, Erythrommanajas en Brachytronpratense. De overlap met Aeshnaisoceles en Corduliaaenea weerspiegelt het voorkomen in laagveen, Platycnemispennipes en Gomphuspulchellus karakteriseren de kanaalbiotoop. Somatochlorametallica komt voor in beide.

Bron

Auteur(s)

Ketelaar, R.

Publicatie