De rode vlekken op het zwarte achterlijf onderscheiden deze soort van andere witsnuitlibellen, op de noordse witsnuitlibel na. Van de witsnuitlibellen is hij in Nederland één van de algemeenste en in Europa de wijdst verspreide. Het voorkomen is beperkt tot de pleistocene zandgronden, afgezien van een enkele melding uit de duinen. Vergeleken met de noordse witsnuitlibel is de venwitsnuitlibel vaker in de zuidelijke helft van het land te vinden, maar beide soorten komen regelmatig samen voor.
Bron
Auteur(s)
Dingemanse, N.
Publicatie
- Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4: 1-440. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.