Voorkomen
Status | Oorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a) |
Habitat | land zoet |
Referentie | Basisrapport Rode Lijst Libellen 2011 volgens Nederlandse en IUCN-criteria |
Expert | Kalkman, V.J. (EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden) |
Trend
Trend gehele periode: Sterke toenameTrend laatste 10 jaar: Onzeker
Bron: Vlinderstichting, CBS (via Netwerk Ecologische Monitoring)
Areaal
Lestesvirens komt voor in Europa, Noord-Afrika en oostwaarts tot in Kazachstan en Afghanistan, en de noordelijke grens van het areaal ligt ongeveer ter hoogte van Nederland. In Europa komt de soort voornamelijk in het zuiden voor. In noordelijke landen (tot aan de Oostzee) vliegt de ondersoort L.v.vestalis, in Zuidwest-Europa wordt deze vervangen door L.v.virens. De exacte areaalbegrenzing van de ondersoorten is nog onduidelijk door gebrek aan gegevens en door moeilijkheden met de herkenning. De tengere pantserjuffer komt niet voor in Groot-Brittannië en nauwelijks in Scandinavië. In Frankrijk is het een vrij algemene soort. In België komt de soort zeldzaam voor – vooral in de Kempen, daarbuiten slechts op een handjevol locaties. In Luxemburg is sinds 1982 maar één waarneming gedaan. In Duitsland is L.virens zeldzaam, de meeste meldingen komen daar uit het zuiden. Zowel in België als in Duitsland wordt de soort als bedreigd beschouwd.
Verspreiding in Nederland
In de periode voor 1950 komen verreweg de meeste waarnemingen uit de zuidelijke helft van Nederland, vooral uit de provincies Limburg, Noord-Brabant en Gelderland. Van 1950-1990 nam de soort daar af. Na 1950 komen de eerste meldingen uit (het noorden van) Drenthe. Opvallend is de sterke toename vanaf ongeveer 1985 in Zuidwest-Drenthe, waar in de jaren ‘90 het zwaartepunt van de verspreiding ligt. Vanaf 1990 zijn op vele heide- en bosvennen in deze streek populaties gevonden en hier worden ook de hoogste dichtheden bereikt: tot 250 individuen per ven. Bijna overal in de rest van Nederland zijn de dichtheden véél lager; een uitzondering vormt de Meinweg (Limburg).
De opmerkelijke verschuiving in het verspreidingsbeeld is mogelijk te verklaren door twee factoren: eutrofiëring en opwarming. L.virens kan gezien worden als een indicator voor licht tot matig verrijkte vennen. Door stikstofrijke neerslag zijn de vennen in Noord-Brabant zo voedselrijk geworden, dat de omstandigheden voor L.virens verslechterden. Het vrijkomen van zware metalen uit de bodem als gevolg van de verzuring kan ook een rol hebben gespeeld. Mogelijk door de bufferende werking van keileem, wat in Noord-Brabant vrijwel afwezig, zijn de Drentse vennen er iets beter aan toe. Hier is de (matige) verrijking van recenter datum, waardoor deze vennen juist gunstige omstandigheden bieden voor de soort. De tweede factor die een rol kan spelen in de verschuiving van de verspreiding is het warmer worden van het klimaat. Omdat de watertemperatuur in de uitsluipperiode belangrijk is hebben de warme zomers in de jaren ‘90 misschien een gunstige uitwerking gehad. Ook de toegenomen intensiteit van waarnemen kan een effect hebben.
Waarnemingen uit de duinen betreffen waarschijnlijk zwervers. De meeste waarnemingen betreffen solitaire individuen, maar in 1997 zijn tot acht individuen bij elkaar gezien in de duinen bij Wassenaar. In 1999 werden twintig mannetjes bijeen gevonden in de duinen op Voorne en in 2001 is voortplanting vastgesteld (pers. med. K.-D. Dijkstra).
L.virens is een onopvallende soort die door minder ervaren waarnemers over het hoofd kan worden gezien, zeker als hij in kleine aantallen voorkomt tussen de algemenere L.sponsa. Verse individuen van L.sponsa hebben ook geel op de achterkant van de kop, wat kan leiden tot foutieve determinatie. Omdat het grootste deel van de biotopen in de laatste jaren van het atlasproject echter door ervaren onderzoekers is bezocht zullen dergelijke fouten het verspreidingsbeeld nauwelijks beïnvloed hebben.
Bron
Auteur(s)
Ketelaar, R.
Publicatie
- Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4: 1-440. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.