Eieren en larven
De eieren worden, net als bij de overige pantserjuffers, in plan-tenweefsel afgezet, vanaf enkele centimeters onder het wateroppervlak tot wel een meter erboven. De voorkeur gaat uit naar (levende) oeverplanten, zoals russen (Juncus sp.), bie-zen (Scirpus sp.) en gele lis (Irispseudacorus). De larve leeft tussen de water- en oeverbegroeiing. Uitsluipen gebeurt op enkele decimeters hoogte op verticale plantenstengels, bijvoorbeeld van russen (Heidemann & Seidenbusch 1993).
Imago’s
Jonge individuen verruilen de omgeving van het water voor de ruige vegetatie van bijvoorbeeld kapvlakten en bosranden. Zij jagen daar onder andere op muggen, haften en schietmotten. Imago’s overnachten op gemeenschappelijke slaapplaatsen die zowel aan het water als op enige afstand hiervan kunnen liggen. Bij het water zijn vaak veel mannetjes aanwezig die zich agressief gedragen tegenover andere mannetjes. Daardoor zijn de dichtheden zelden hoger dan één mannetje per meter. Sexueel actieve mannetjes vliegen vaak op elke naderende juffer af, waardoor ze regelmatig op onwillige of ongeschikte partners stuiten. Vrouwelijke soortgenoten die niet tot paren bereid zijn klappen met de vleugels of wenden zich met de kop naar de belager. Soms tuimelen beide hierdoor omlaag (Geijskes & Van Tol 1983). Er kunnen ook tandems met andere (pantserjuffer-)soorten en met mannetjes ontstaan (zie Jödicke (1997) voor een overzicht). Volwassen vrouwtjes houden zich meestal niet bij het water op, waardoor de meeste paringen niet bij het water tot stand komen. Stoks schatte dat slechts 18% van de tandems bij het water worden gevormd (zie Jödicke 1997). De copulatie duurt gewoonlijk een half uur, maar dat kan oplopen tot ruim een uur. De eieren worden meestal in tandem afgezet. In tegenstelling tot de andere pantserjuffers gaat het vrouwtje van L.sponsa hierbij regelmatig onder water. Soms daalt het mannetje mee onder de waterspiegel (Jödicke 1997).
Fenologie
De eieren worden in de nazomer afgezet en komen in april uit. Binnen twee maanden kan de larvale ontwikkeling worden voltooid, wat goed strookt met het tijdelijke karakter van sommige voortplantingswateren (Loibl 1958). De meeste waarnemingen van verse individuen vallen tussen eind juni en midden juli. Nagenoeg alle individuen sluipen voor eind augustus uit. L.sponsa heeft een rijpingsfase van twee tot vier weken. Dat is korter dan bij de andere pansterjuffers, maar nog altijd lang voor juffers. Het verschil tussen de piek van de uitsluipperiode en de piek van de voortplantingsactiviteit is iets meer dan vijf weken. De lange vliegtijd van deze soort duurt van midden mei tot midden oktober, en de piek van midden juli tot eind augustus. Voortplantingsactiviteit is waargenomen tot midden oktober met de piek in midden augustus. Sommige mannetjes worden wel twee en een halve maand oud (Jödicke 1997). In het buitenland is gevonden dat de levenscyclus soms tweejarig is.
Verbreidingsvermogen
Doordat L.sponsa een talrijke soort is vallen zwervende individuen niet speciaal op. De zwerflust van verwante Lestes-soorten doet vermoeden dat ook deze soort uitstekend in staat is nieuwe biotopen te koloniseren.