Eieren en larven
De eieren worden op stenige en zandige plekken in ondiep water afgezet. Contact met water maakt de eieren kleverig, waardoor ze vastplakken en niet makkelijk wegdrijven. De larven graven zich in in zand en kiezel in water van 10 tot 40 cm diep. De hoogste aantallen zijn te vinden in de rustige delen van het water, waar fijn materiaal tussen de stenen ligt (Maibach & Meier 1987, Robert 1959). Het uitsluipen gebeurt, vaak in horizontale positie, op zandstrandjes of stenen langs de oever of op drijvend plantenmateriaal.
Imago’s
De jonge imago’s vliegen na het uitsluipen naar struweel in de omgeving. Na een rijpingsfase keren de mannetjes terug naar het water. Ze zitten daar met opgericht achterlijf op zonbeschenen steen- of zandstrandjes, vanwaar ze regelmatig korte inspectievluchten maken. De mannetjes zijn snelle vliegers en onderling agressief, maar ze hebben geen vaste territoria (Kaiser 1974a). De paring vindt zittend plaats, mogelijk gedurende enige uren, net als bij de verwante grote tanglibel (Onychogomphus uncatus). Het mannetje begeleidt het vrouwtje niet bij de eiafzet. Klompjes eieren worden vliegend afgezet zonder dat het vrouwtje het water raakt (Suhling & Müller 1996).
Fenologie
Het is niet bekend of de eieren voor of na de winter uitkomen. De levenscyclus neemt meestal drie jaar in beslag (Suhling & Müller 1996). Volgens Robert (1958) kan dit oplopen tot vijf jaar. De Nederlandse waarnemingen van bekende datum zijn gedaan op 17 juni en eind augustus (Faasen 2000). In Frankrijk wordt de soort van begin juni tot eind september waargenomen (Dommanget 1987).
Begeleidende soorten
In Luxemburg komt O. forcipatus samen voor met andere soorten van stromend water zoals Cercion lindenii, Gomphus vulgatissimus, G. pulchellus en Calopteryx splendens. Deze soorten zijn ook alle te vinden langs de Roer, waar O. forcipatus in 2000 is gezien.
Verbreidingsvermogen
Jonge individuen worden soms ver van het water aangetroffen, maar de kleine tanglibel staat niet als een typische zwerver bekend. Misschien betreffen de Nederlandse waarnemingen zwervers, maar het is niet onmogelijk dat deze dieren het land als larve via de Maas zijn binnengedreven.
Bron
Auteur(s)
Kalkman, V.J., Hermans, J.
Publicatie
- Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4: 1-440. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.