De beekrombout onderscheidt zich van andere rombouten door de geheel zwarte poten. In een korte periode in het voorjaar sluipen alle larven uit en dan zijn de larvenhuidjes massaal bij het water te vinden. Kort daarop verlaten de imago’s de omgeving van het water. De biotoop wordt gevormd door rivieren en brede beken. In de jaren ‘80 was slechts één Nederlandse populatie bekend (Noord-Brabant). In de jaren ‘90 werden op verschillende plaatsen in Zuid- en Oost-Nederland populaties ontdekt.
Bron
Auteur(s)
Kurstjens, G., Ketelaar, R.
Publicatie
- Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4: 1-440. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.