Overslaan en naar de inhoud gaan

Hoogveenglanslibel Somatochlora arctica

Foto: Lex van Leur

Indeling

Corduliidae [familie]
Somatochlora [genus] (3/3)
arctica [soort]

Eieren en larven

De eitjes worden afgezet in schaars met zeggen (Carex sp.) of wollegras (Eriophorum sp.) begroeide veenmospakketten of in ondiep water, maar nooit in (de randen van) grotere veenwateren. De larven leven in zeer kleine watertjes (wateroppervlakte van gemiddeld anderhalve vierkante meter) met een dicht pakket van veenmossen (drijvend of onder water). De larven zitten in het veenmos of in de veenbodem en kunnen goed tegen tijdelijke uitdroging of bevriezing van de veenmospakketten. Uitsluipen gebeurt in lage vegetatie, meestal tien tot vijftien centimeter boven het water. (Clausnitzer 1985, Merritt et al. 1996, Sternberg 1989, Wildermuth 1986)

Imago’s

De imago’s gedragen zich in het algemeen onopvallend en zijn vaak te vinden in de naaldbossen die de hoogvenen omringen (Clausnitzer 1985). Regelmatig stilhangend vliegen geslachtsrijpe mannetjes vooral op 1-3 m hoogte boven water met ondergedoken en met zeggen begroeide veenmospakketten (Merritt et al. 1996, Ziebell & Klinger 1980). De paring begint in de vlucht en eindigt, na een half uur, hangend in de vegetatie (Geijskes & Van Tol 1983). Het vrouwtje zet de eieren zonder begeleiding van het mannetje af met dippende bewegingen van het achterlijf.

Fenologie

Eiafzet is in Nederland waargenomen in begin juni en midden augustus. Eitjes die in juni zijn afgezet komen binnen drie tot vier weken uit, een deel van de later afgezette eitjes overwintert. De levenscyclus beslaat twee of drie jaar (Robert 1959, Sternberg 1995b). De Nederlandse waarnemingen komen uit juni tot en met augustus. In de periode na 1997 is de soort ook in mei waargenomen. Verse individuen zijn hier nooit gezien. Afgaande op buitenlandse waarnemingen is
S.arctica een zomersoort.

Begeleidende soorten

In de karateristieke biotoop planten andere libellen zich hoogstzelden voort. Toch komen in hun nabijheid wel enkele soorten voor. Op de negen vindplaatsen op de Südheide (Niedersachsen) komt S.arctica negen keer voor met Coenagrionhastulatum, acht keer met Aeshnasubarctica, zes keer met Ceriagriontenellum en drie keer met Leucorrhiniapectoralis en Orthetrumcoerulescens (Clausnitzer 1985). Op de Brunssummerheide is de soort samen gezien met C.tenellum en O.coerulescens.

Verbreidingsvermogen

Door zijn zeer specifieke biotoopeisen komt de hoogveenglanslibel zeer lokaal voor in Europa. Met enige regelmaat worden in binnen- en buitenland echter individuen gezien op plaatsen die niet geschikt lijken voor de voortplanting – een Nederlands voorbeeld is de vondst op Terschelling. De soort blijkt flinke afstanden te kunnen afleggen, waardoor geschikte voortplantingsgebieden gekoloniseerd kunnen worden.

Bron

Auteur(s)

Weide, M.J.T. van der

Publicatie