Biotoop
In Noordwest-Europa komt de tweevlek voor in meso- tot eutrofe plassen en meren van vaak enkele hectaren groot en van één tot vier meter diep. Vaak zijn dit oude rivierarmen of (zand)groeven. De meeste vindplaatsen liggen in de directe omgeving van bos. Twee typen watervegetatie, of combinaties daarvan, zijn vaak te vinden in de biotoop: planten met grote drijvende bladeren zoals gele plomp (Nupharlutea) en waterlelie (Nymphaea sp.), of drijvende planten met fijner blad zoals aarvederkruid (Myriophyllumspicatum), gedoornd hoornblad (Ceratophyllumdemersum) en bepaalde fonteinkruiden (Potamogeton sp.). Opvallend is dat de vindplaatsen visrijk zijn. Vermoedelijk zijn de larven door hun grote doorns minder gevoelig voor vispredatie dan larven van andere soorten. Een hoge visstand zou de concurrentie van andere libellenlarven kunnen verminderen (Duval & Pratz 1988, Hess et al. 1995, Jacquemin et al. 1985, Trockur 1990, 1993).
Bron
Auteur(s)
Kalkman, V.J.
Publicatie
- Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4: 1-440. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.