Overslaan en naar de inhoud gaan

Dwergjuffer Nehalennia speciosa

Foto: Christophe Brochard

Indeling

Nehalennia [genus] (1/1)
speciosa [soort]

Biotoop

Nederlandse biotoopbeschrijvingen van de dwergjuffer ontbreken. Elders in Europa heeft de soort een strikte voorkeur voor mesotrofe zeggenmoerassen. Zwitserse populaties leven in een biotoop waar het wateroppervlak voor ongeveer 70% bedekt is met een gelijkmatig verdeelde zeggenvegetatie van 30 à 40 cm hoog (De Marmels & Schiess 1977). Het water is op deze plaatsen 7 tot 15 cm diep. De biotoop van de bekendste Oostenrijkse vindplaats (de Schwemm bij Walchsee) lijkt hier sterk op, maar het water is hier dieper. In Polen bestaat de biotoop uit een gordel van in het water staande fijnbladige zeggen (Carex sp.) op de grens van open water en veen. Deze zeggen hebben een hoogte van 30 tot 80 cm, de diepte van het water varieert van 5 tot 40 cm. In Polen bestaan de vegetaties uit draad- (Carexlasiocarpa), slijk- (C.limosa) en snavelzegge (C.rostrata), in Zwitserland komt ook stijve zegge (C.elata) voor (Bernard 1998). Sommige studies wijzen op het voorkomen in verlandingszones van vennen en hoogveenplassen (Schorr 1990). Op grond van buitenlandse vegetatiebeschrijvingen lijkt de plantengemeenschap Scor-pidio-caricetum diandrae de meest geschikte vegetatie in Nederland te vormen. Kenmerkende soorten hiervan zijn ronde zegge (Carexdiandra), slank wollegras (Eriophorumgracile) en plat blaasjeskruid (Utriculariaintermedia). Tegenwoordig is deze trilveenvegetatie alleen nog te vinden in de grote laagveengebieden in Noordwest-Overijssel en in het grensgebied van Noord- en Zuid-Holland en Utrecht. Vermoedelijk kwam dit vegetatietype vroeger ook voor aan de voet van de St.Jansberg, één van de twee oude Nederlandse vindplaatsen (Schaminée et al. 1995).

Begeleidende soorten

In Polen werden Lestesvirens, L.sponsa, Coenagrionhastulatum, C.puella, Enallagmacyathigerum, Pyrrhosomanymphula, Aeshnasubarctica, Corduliaaenea, Leucorrhiniaalbifrons, L.dubia en Sympetrumdanae vastgesteld in de biotoop van N.speciosa (Bernard 1998, Reinhardt 1994). De enige soort die ten tijde van de vangst van N.speciosa zowel bij Doetinchem als bij de Plasmolen werd gevonden, is Ischnurapumilio.

Bron

Auteur(s)

Weide, M.J.T. van der

Publicatie