Overslaan en naar de inhoud gaan

Dwergjuffer Nehalennia speciosa

Foto: Christophe Brochard

Indeling

Nehalennia [genus] (1/1)
speciosa [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland zoet
ReferentieBasisrapport Rode Lijst Libellen 2011 volgens Nederlandse en IUCN-criteria
ExpertKalkman, V.J. (EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden)

 

Areaal

De dwergjuffer komt voor van Noord- en Oost-Europa via Siberië tot in Japan, maar is overal schaars. De Europese verspreiding beperkt zich tot enkele uiteenliggende gebieden. De soort is bekend van vrijwel alle Noord- en Midden-Europese landen, maar is in de meeste verdwenen of sterk bedreigd. In Scandinavië komt hij slechts in het uiterste zuiden voor. In de Alpen ligt een kleine uitloper van het Oost-Europese verspreidingsgebied, maar ook hier gaat de soort achteruit.

Uit Groot-Brittannië is de dwergjuffer niet bekend. In Frankrijk kwam de soort vroeger op enkele plaatsen in het oosten voor, maar is daar nu waarschijnlijk verdwenen. Op de populaties in de Alpen na is hij uit Duitsland slechts van twee recente vindplaatsen bekend. In België geldt de soort sinds 1982 als uitgestorven. Ook uit Luxemburg is hij verdwenen.

Verspreiding in Nederland

Uit Nederland zijn slechts twee betrouwbare waarnemingen bekend. In juli 1899 werd een vrouwtje verzameld bij Doetinchem, en in juni 1912 werden drie vrouwtjes en vijf mannetjes waargenomen bij Plasmolen. Gezien het beperkte verbreidingsvermogen van de soort hebben deze waarnemingen waarschijnlijk betrekking op populaties. Zeker bij Plasmolen was in het begin van de 20e eeuw nog geschikte biotoop aanwezig. Het is opvallend dat beide waarnemingen afkomstig zijn van De Meijere, een bekend entomoloog uit het begin van de 20e eeuw die voornamelijk aan vliegen werkte. Waarschijnlijk werd de dwergjuffer over het hoofd gezien door mensen die libellen zochten, maar wel gevonden door mensen die met hun net door de vegetatie sleepten op zoek naar vliegen.

In de tweede helft van de 20e eeuw is een zestal waarnemingen doorgegeven die betrekking zouden hebben op N. speciosa. Door het ontbreken van bewijsmateriaal zijn deze waarnemingen niet in de kaarten opgenomen. Een waarneming die gezien de habitat niet onwaarschijnlijk is, betreft een mannetje op 15 juli 1955 bij het Greveschutven. In Ruesink & Nelemans (1975) worden drie vrouwtjes van de oranje kleurvorm gemeld die gevangen zouden zijn langs het Oudmolensche Diep. Deze waarneming is echter onwaarschijnlijk en verwarring met de oranje vorm van Isch-nurapumilio ligt voor de hand. Door het heimelijke gedrag, de geringe afmeting en de onopvallende kleuren is de dwergjuffer zeer moeilijk te vinden. Het is dan ook niet uitgesloten dat de soort nog ergens in Nederland voorkomt.

Bron

Auteur(s)

Weide, M.J.T. van der

Publicatie