Biotoop
De grote roodoogjuffer komt voor bij allerlei vijvers, sloten, plassen en vennen, mits deze begroeid zijn met drijvende waterplanten met brede bladeren. Dit soort planten ontbreken in de zure wateren in hoogveengebieden en in snelstromende wateren, waardoor deze biotopen voor deze juffer ongeschikt zijn. De hoogste aantallen worden gevonden in laagveengebieden, maar ook oude rivierarmen en wielen in het Rivierengebied zijn aantrekkelijk. De juffers lijken wateren met een groot oppervlak te verkiezen (Schorr 1990). In Noord-Holland heeft E.najas een voorkeur voor water met een diepte van 80 tot 150 cm (Wasscher 1996e).
Begeleidende soorten
De begeleidende soorten van E.najas komen overeen met die van Coenagrionpulchellum, wat dan ook de meest kenmerkende begeleider is. Anders dan C.pulchellum heeft E.najas een grote overlap met Erythrommaviridulum. Deze overlap weerspiegelt de overeenkomst in biotoopgebruik van de twee roodoogjuffers.
Bron
Auteur(s)
Weide, M.J.T. van der
Publicatie
- Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4: 1-440. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.