Overslaan en naar de inhoud gaan

Tengere grasjuffer Ischnura pumilio

Foto: Kees Venneker

Indeling

Ischnura [genus] (2/2)
pumilio [soort]

Eieren en larven

De eitjes worden in het weefsel van diverse plantensoorten afgezet, zoals russen (Juncus sp.) en waterbies (Eleocharispalustris). Cham (1992) liet belegde planten 18 dagen geheel droog staan. Twee dagen nadat deze weer in het water stonden kwamen de eieren uit. Dit geeft aan dat de eieren droge periodes kunnen doorstaan. De larven zijn zeer actief en leven op de kale bodem of tussen waterplanten (Fox & Cham 1994, Fraser 1949). Luttele minuten nadat ze uit het ei zijn gekomen vertonen ze al onderling dreiggedrag (Cham 1992). Uitsluipen gebeurt op verticale plantenstructuren, meestal niet hoger dan drie centimeter boven de waterspiegel (Heidemann & Seidenbusch 1993).

Imago’s

Mannetjes vliegen vrij dicht boven het wateroppervlak, vaak verscholen tussen de vegetatie. Na de paring, die drie à vier uur duurt, zet het vrouwtje meestal in de namiddag in afwezigheid van het mannetje de eieren af. Volgens Wellinghorst & Meyer (1979) echter begeleidt het mannetje soms het vrouwtje, maar hij houdt haar daarbij niet in tandem. Ze prikt de eieren in verticale of schuin uit het water stekende plantenstengels. Ze begint vlak boven de waterspiegel en loopt langzaam langs de stengel omlaag, waarbij ze tot aan het borststuk en soms geheel onder water verdwijnt. Eiafzettende vrouwtjes worden regelmatig lastig gevallen door mannetjes die proberen tandems te vormen; zij schudden hun belagers af door de vleugels te openen (Cham 1992).

Fenologie

Afhankelijk van de omstandigheden komen de eitjes na ruim twee tot vier weken uit (Cham 1992). De levenscyclus voltrekt zich vermoedelijk meestal binnen een jaar, maar onder warme, concurrentie-arme omstandigheden in het buitenland kan de levenscyclus zelfs binnen drie maanden voltooid worden (Cham 1993, Fox & Cham 1994). Het nageslacht van individuen die in mei verschijnen kan dan nog voor de winter uitsluipen. In dat geval is sprake van twee generaties in een jaar (Inden-Lohmar 1997). De vondst van een juveniel vrouwtje op 3 augustus 1998 in de duinen bij Katwijk wijst op een tweede generatie in ons land (Dijkstra et al. 1999). Pas uitgeslopen vrouwtjes zijn fel oranje (de vorm ‘aurantiaca’) en behouden die kleur totdat ze geslachtsrijp zijn. Dat duurt zes tot twaalf dagen, afhankelijk van temperatuur en voedsel. Rijpe vrouwtjes zijn groen of blauw. Cordero (1995) vond een gemiddelde levensduur van elf dagen voor mannetjes en zestien dagen voor vrouwtjes. Sommige imago’s worden meer dan een maand oud. De vliegtijd duurt in Nederland van midden mei tot midden september met pieken in juni en begin augustus. De vliegperiode in Nederland komt overeen met die in Midden- en Oost-Europese landen.

Verbreidingsvermogen

Veel van de geschikte biotopen in Nederland hebben een tijdelijk karakter en zijn vaak maar een paar jaar geschikt voor voortplanting. Dat de soort toch in Nederland voorkomt, is te danken aan zijn uitstekende verbreidingsvermogen. Er zijn observaties van imago’s van verschillende leeftijden die vertikaal omhoog vlogen totdat ze uit zicht ver-dwenen – mogelijk worden deze dieren vervolgens door de wind meegevoerd (Cham 1993).

Bron

Auteur(s)

Hermans, J.

Publicatie