Overslaan en naar de inhoud gaan

Tengere grasjuffer Ischnura pumilio

Foto: Kees Venneker

Indeling

Ischnura [genus] (2/2)
pumilio [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland zoet
ReferentieBasisrapport Rode Lijst Libellen 2011 volgens Nederlandse en IUCN-criteria
ExpertKalkman, V.J. (EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden)

 

Areaal

Het verspreidingsgebied strekt zich uit van West-Europa tot in Centraal-Siberië, met als noordgrens de 55e breedtegraad en als zuidgrens het zuiden van de voormalige Sovjet-Unie en Noord-Afrika. In het noorden van West-Europa is I.pumilio zeldzaam en in de overige delen van Europa vaak slechts lokaal en tijdelijk algemeen. Rond de Middellandse Zee is de soort vrij talrijk. In Groot-Brittannië heeft de soort een beperkte verspreiding in het zuiden, maar lijkt vooruit te gaan. In Frankrijk is I.pumilio vrij algemeen. In Duitsland is de soort vooral in het noordelijk deel van de Boven-Rijn-vlakte algemeen is. De Knijf & Anselin (1996) melden voor Vlaanderen een achteruitgang. In België en Luxemburg is de soort recent alleen dungezaaid ten oosten van de lijn Mons-Antwerpen waargenomen.

Verspreiding in Nederland

Ondanks de tijdelijke aard van de populaties is het verspreidingsbeeld stabiel. De tengere grasjuffer komt voornamelijk voor in de provincies Limburg, Noord-Brabant, Drenthe en de oostelijke delen van Gelderland en Overijssel. Voor 1950 kwamen de meldingen vooral uit de omgeving van Winterswijk (Gelderland), Noord-Limburg (Belfeld, Plasmolen) en de Brunssummerheide. Het is waarschijnlijk dat de soort toen hetzelfde verspreidingspatroon had als tegenwoordig, omdat de verspreiding van de biotopen niet erg veranderd is.

Na 1950 wordt de soort op veel nieuwe locaties in dezelfde provincies gevangen. Het huidige verspreidingsbeeld wijkt niet af van dat van voor 1990, maar de aantallen dieren lijken groter. De grootste Nederlandse populaties bevinden zich in de steengroeven bij Winterswijk en de Encigroeve bij Maastricht. Hier zijn vele tientallen tot honderden individuen waargenomen. De populatie in de groeven van Winterswijk is voor zover bekend de enige populatie die al tientallen jaren aanwezig is. De soort profiteert duidelijk van terreinen waar pionierbiotopen zijn ontstaan door natuurherstelprojecten (zoals Weustenrade, Schinveldse Bossen en Haeselaarbroek) of door groeven.

De tengere grasjuffer is slechts sporadisch buiten het omschreven gebied waargenomen. Naast waarnemingen van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug is er in de jaren ‘90 één vondst uit de duinen bekend. De waarnemingen op Schiermonnikoog hebben betrekking op een populatie die in 1995 aanwezig was. Omdat in de duinen voldoende geschikte bio-toop aanwezig lijkt te zijn is het opmerkelijk dat er daar zo weinig waarnemingen zijn gedaan. Sinds 1998 zijn er op verscheidene nieuwe plaatsen in de duinen tussen Scheveningen en Noordwijk populaties aangetroffen (niet op kaart) (Dijkstra et al. 1999). Het is onduidelijk of er werkelijk van een toename sprake is, of dat de toegenomen belangstelling voor de duinen dit veroorzaakt. Andere waarnemingen buiten het normale verspreidingsgebied betreffen een populatie bij Muiderberg (1976-1979) en een populatie bij de Vrije Universiteit in Amsterdam in de jaren ‘90.

Ischnurapumilio lijkt op de iets grotere I.elegans. Oppervlakkige waarneming en onbekendheid met de diverse kleurvormen kan leiden tot foutieve determinaties. Hierdoor is de soort misschien hier en daar onopgemerkt gebleven.

Bron

Auteur(s)

Hermans, J.

Publicatie