Overeenkomstig de meeste andere vondsten ten noorden van de alpen, zijn de nederlandse waarnemingen ook beperkt tot het stedelijk gebied. De meeste dieren werden aangetroffen op flatmuren, naast parken met loofbomen (vooral iepen). Waarschijnlijk zijn de dieren uit de boom gevallen toen deze het blad verloren en hebben vervolgens de warmste plekken in de omgeving opgezocht. Opvallend was dat het aantal gevonden vrouwtjes veel hoger was dan het aantal mannetjes. Mogelijk was het seizoen al zover gevorderd dat de meeste mannetjes al dood waren, maar het kan ook zijn dat de vrouwtjes actiever zijn in deze periode en op zoek zijn naar geschikte plaatsen om eieren te leggen (en daarom de warmere plaatsen opzoeken). Er werden verschillende vrouwtjes waargenomen die trachtten eieren af te zetten in het beton of hout van de flats.
Het is onduidelijk of de soort in noord-europa tot de stad beperkt is vanwege het mildere klimaat en de grotere beschutting tegen wind, of dat dit veroorzaakt wordt doordat de passieve verplaatsing van individuen vooral tussen steden plaatsvinden.
Bron
Auteur(s)
Wingerden, W.K.R.E. van, Odé, B., Willemse, L.P.M., Kleukers, R.M.J.C., Nieukerken, E.J. van
Publicatie
- Kleukers, R.M.J.C., E.J. van Nieukerken, B. Odé, L.P.M. Willemse & W.K.R.E. van Wingerden 1997. De sprinkhanen en krekels van Nederland (Orthoptera). Nederlandse Fauna 1: 1-415. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, uropean Invertebrate Survey - Nederland.