Cyclus
De eieren worden gelegd in levende en dode stengels van allerlei kruiden (schermbloemigen en distels), waarbij de stengel soms eerst met de kaken wordt bewerkt. In zwakke stengels wordt één ei gelegd, of enkele boven elkaar; in stevige stengels van bijvoorbeeld sommige distels, een aantal naast elkaar. De eieren komen na twee of drie overwinteringen uit, afhankelijk van de daglengte voor de eileg. Nadat ze uitgekomen zijn doorlopen de nymfen nog zeven stadia (Detzel 1991, Harz 1957a, Ingrisch 1976, 1984a).
De imago’s worden voornamelijk gevonden van midden juli tot begin september, met de vroegste waarnemingen in midden juni en de laatste tot begin oktober.
Voedsel
M. roeselii is grotendeels herbivoor. Dierlijk voedsel is maar in beperkte mate noodzakelijk voor de ontwikkeling van de nymfen. Het liefst worden de bladeren van grassen gegeten en in Noord-Amerika wordt de soort zelfs als potentieel schadelijk in hooilanden beschouwd (Ingrisch 1976, Vickery 1965).
Vlieg- en verbreidingsvermogen
De normale, kortvleugelige vorm kan niet vliegen en verbreidt zich daarom moeilijk. In Noord-Amerika werd een explosieve uitbreiding vastgesteld, als gevolg van dispersie van langvleugelige dieren (Vickery & Kevan 1983a).
Begeleidende soorten
De greppelsprinkhaan komt vaak voor in gezelschap van Chorthippus parallelus, C. biguttulus, C. brunneus, C. albomarginatus, Conocephalus dorsalis en Tettigonia viridissima. Hij is in Limburg en Noordwest-Overijssel ook opvallend regelmatig samen met de zeldzame Chrysochraon dispar gevonden.
Zang
De roepzang is een minutenlang aangehouden hoog en klankloos zoemen, dat slechts af en toe kort wordt onderbroken. Het geluid lijkt enigszins op het zoemen van een hoogspanningskabel. ’s Nachts en ’s morgens, als de dieren nog koel en vochtig van de dauw zijn, wordt er een onregelmatig onderbroken en traag ‘stotterende’ zang geproduceerd. Het doorgaande zoemen van M. roeselii verstoort de zang van diverse andere soorten sabelsprinkhanen. Deze veranderen hun zangpatronen of stoppen zelfs met zingen en trachten de overheersende zanger te ontwijken. Bij rivaliteit zijn korte series te horen. Macroptere mannetjes zingen vaak, maar niet altijd luider dan normaal gevleugelde dieren. Vrouwtjes zingen niet. M. roeselii is vooral overdag te horen. De grootste activiteit ligt tussen 9 en 15 uur, bij warm weer ook ’s avonds en ’s nachts (Kleukers 1990, Bo).
Verwarring is mogelijk met de meer ratelende of tikkende zang vanGampsocleis glabra en Tettigonia cantans.
Roepzang
Het langdurige zoemen is een echeme van snel opeenvolgende syllaben, ieder 11-33 ms lang en met een tempo van 30-90 syllaben per s. De syllaben zijn onder koele omstandigheden min of meer afzonderlijk te onderscheiden. De sluitbeweging van de voorvleugels geeft meer geluid dan het openen. Bij lage temperaturen is de zang vaker onderbroken en klinkt de zang meer ‘stotterend’. Dan worden bij de sluitbeweging van de vleugels korte felle halfsyllaben (duur 3-4 ms) geproduceerd en vallen op de overgang van openen naar sluiten (en vice versa) korte stilten. Tijdens opwarming na koelte worden meestal eerst korte echemes van 1-2 s voortgebracht, die geleidelijk langer worden (Heller 1988, Bo).
Het doorgaande zoemen van M. roeselii verstoort de zang van diverse andere soorten sabelsprinkhanen, waaronder Platycleis albopunctata en Metrioptera brachyptera. Deze soorten veranderen hun zangpatronen of stoppen zelfs met zingen en trachten de overheersende zanger te ontwijken (Latimer & Broughton 1984, Bo).
Het vrouwtje zingt niet.
Rivaliseergeluid
Bij en na rivaliteit klinken korte geluiden (Zippelius 1949, In: Harz 1960).
Frequenties
Belangrijke piek bij 20-25 kHz (bij sluiten vleugels) en 30-40 kHz (bij openen vleugels). Het belangrijkste hoorbare deel van het geluid ligt boven de 12 kHz (Ahlén 1981, Heller 1988, Bo).
Bron
Auteur(s)
Wingerden, W.K.R.E. van, Willemse, L.P.M., Odé, B., Nieukerken, E.J. van, Kleukers, R.M.J.C.
Publicatie
- Kleukers, R.M.J.C., E.J. van Nieukerken, B. Odé, L.P.M. Willemse & W.K.R.E. van Wingerden 1997. De sprinkhanen en krekels van Nederland (Orthoptera). Nederlandse Fauna 1: 1-415. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, uropean Invertebrate Survey - Nederland.