Overslaan en naar de inhoud gaan

Sikkelsprinkhaan Phaneroptera falcata

Foto: Dick Belgers

Indeling

Tettigoniidae [familie]
Phaneroptera [genus] (2/1)
falcata [soort]

Cyclus 

De eieren worden één voor één gelegd in gro tere bladeren van sleedoorn, appel en braam, maar soms ook in verdroog de plantestengels. Alvorens een ei te leggen, knaagt het vrouwtje een inke ping in de bladrand, kromt vervolgens het ach ter lijf naar onder en plaatst de legboor tussen de kaken in de bladrand. De eieren komen na één winter uit, waarna de nymfen nog zes stadia doorlopen (Van Bugge num & Hermans 1985, Harz 1960, Ingrisch 1977, Tümpel 1922). Imago’s werden in Nederland waargenomen van augustus tot begin oktober. 

Voedsel

Pfalcata is herbivoor, dierlijk voedsel is voor de ontwikkeling niet noodzakelijk. De nymfen voeden zich vooral met bloeiwijzen van allerlei kruiden. Ook de imago’s eten vrijwel uitsluitend plantaardig materiaal, zoals brameblad. In Italië en Frankrijk schijnt Pfalcata wel schadelijk te zijn geweest in de druiventeelt (Harz 1957a, 1960, Ingrisch 1976, Bo). 

Zang

Meestal wordt een heel kort en zacht raspend geluid (‘zb’) in lang aange houden series met vrij constante intervallen voort gebracht. Het tempo ligt op 0,5-2 ‘raspjes’ per s, hoewel lang zamer ook voorkomt. Twee mannetjes kunnen dit geluid afwisselend voortbren gen, waarbij beide dieren sneller kunnen gaan roepen. Soms worden 10-19 ‘raspjes’ aan eenge slo ten voortgebracht, zodat een krassend geheel van enkele seconden ont staat. Vrouwtjes antwoorden mogelijk op de zang van mannetjes. Naast de roep zang komt baltszang en rivali seergeluid voor. De soort tsjirpt in de mid dag, avond en nacht, vooral na zonsondergang. Verwarring met andere soorten ligt niet voor de hand; de soort is in het veld zelden te horen. De soms geuite krassende roep doet aan die van de krasser denken.

roepzang 

Meestal wordt een heel korte en zachte, raspen­de syllabe van 50-90 ms in lang aangehouden series met vrij constante intervallen voortge­bracht. Iedere syllabe is opgebouwd uit 10-15 pulsen. Alleen bij het openen van de voor­vleu­gels wordt geluid voortgebracht. Het tempo ligt op 0,5-2 syllaben per s, hoewel langzamer ook voorkomt. Twee manne­tjes kunnen dit geluid alternerend voortbrengen, mogelijk vooral diep in de nacht. Beide dieren kunnen daarbij sneller gaan roepen. Soms worden 10-19 syllaben ver­enigd in een zacht krassend echeme van 1-3 s, veelal vooraf­gaand aan een serie van raspende syllaben. Dit echeme lijkt een beetje op de roep van Chorthippus parallelus. De syllaben binnen dit ‘krasser-geluid’ zijn over het algemeen wat langer (60-120 ms met 15-20 pulsen) (Faber 1953, Heller 1988, Bo).

Mogelijk maken vrouwtjes ook ge­luid, aangezien bij andere soorten van het geslacht Phaneroptera antwoordzang bij vrouwtjes voor­komt (Zhantiev & Korsunovskaya 1986).

rivaliseergeluid

Hierbij worden korte tikken voortgebracht. Deze tikken klinken bij een ‘dichtslaande’ be­weging van de vleugels. Ze worden meestal in snelle onregelmatige volgorde voortgebracht (Heller 1988, Bo).

baltszang

In de aanwezigheid van een vrouwtje klinken onregelmatig karakteristieke echemes van 300-400 ms­. Deze echemes werden voor P. falcata nooit eerder beschreven. Bij visuele waarnemin­gen werd opgemerkt, dat hierbij de vleugels geluidloos worden geopend en met een snelle beweging worden gesloten. Tijdens of direct na dit sluiten klinkt een kort ‘zk’. Aansluitend trillen de vleugels met een kleine amplitude (2-4 sylla­ben), waarbij een kort en zacht ritselend geluid te horen is.

frequenties

Overwegend tussen 17-28 kHz (Heller 1988).

Vlieg- en verbreidingsvermogen 

Pfalcata is een goede vlieger, met een libelle-achtige vlucht. Het is één van de best vliegende langsprieten en kan zich zo gemakkelijk verbreiden.

Begeleidende soorten

In Nederland werd P. falcata samen gevon­den met Chorthippus brun­neus, C. biguttulus, Nemo­bius sylves­tris en Meconema thalassinum.

Bron

Auteur(s)

Wingerden, W.K.R.E. van, Willemse, L.P.M., Odé, B., Nieukerken, E.J. van, Kleukers, R.M.J.C.

Publicatie