Overslaan en naar de inhoud gaan

Klappersprinkhaan Psophus stridulus

Indeling

Acrididae [familie]
Psophus [genus] (1/1)
stridulus [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland
ReferentieDe Nederlandse sprinkhanen en krekels (Orthoptera)
ExpertKleukers, R.M.J.C. (EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden)

Areaal

Pstridulus heeft een groot verspreidingsgebied dat reikt van West-Europa tot in Noordoost-China en Korea. In Europa komt de soort voor tussen 40° en 65° noorderbreedte. Een vermelding van de soort aan de Zwarte Zee in Turkije dient nog bevestigd te worden. In de aangrenzende Duitse deelstaten was P. stridulus voor 1950 bekend van verspreide plaatsen in het oosten van Niedersachsen (tussen Hamburg en Bremen, in de Harz); in België alleen van één vondst uit 1862 uit Lanaken (Limburg), dat vlakbij Maastricht ligt.

Voorkomen in Nederland

Voor 1980

Pstridulus werd al in de eerste Nederlandse lijst genoemd als inlands (Bennet & Van Olivier 1825). De soort was vroeger vrijwel beperkt tot de zuidelijke Veluwerand, met daarnaast alleen nog meldingen van Nunspeet, Venlo en Maastricht (tabel 12). De vermelding van Maastricht heeft mogelijk betrekking op de hierboven aangegeven Belgische vondst. Mac Gillavry (1938) vermeldt Pstridulus verder van Oldenzaal, maar dit lijkt minder waarschijnlijk: mogelijk betrof dit een exemplaar van Bryodema tuberculata (zie blz. 311). Volgens C. Willemse (1942) zou de soort in Drenthe gevonden zijn, maar vindplaatsen waren hem niet bekend. In de loop van deze eeuw is de soort van alle bekende vindplaatsen ver­dwenen. De laatste exemplaren werden in 1942 gezien bij Wageningen-Hoog.

Vanaf 1980

Pstridulus werd niet meer in Nederland gevonden, zodat we de soort als uitgestorven moeten beschouwen.

Omdat de soort makkelijk te inventariseren is, mag niet ver­wacht worden dat nog populaties in Nederland voorkomen. Hervestiging is niet te verwachten aangezien de dichtstbijzijnde populaties zich in Zuid-Duitsland bevinden en de soort ook daar verder achteruit gaat.

Achteruitgang

De in Nederland geconstateerde achteruitgang komt overeen met de trend in Noord- en Midden-Europa. Ook in Noord- en Midden-Duitsland is de soort grotendeels uitgestorven (Grein 1990, Ingrisch 1980b, Kettering Et Al. 1986). In Zweden en Baden-Württemberg bleken kleinere populaties uitgestorven te zijn en kwam de soort alleen nog voor in grotere aaneengesloten leefgebieden (Detzel 1991, Kindvall Et Al. 1993). De oorzaken van de achteruitgang komen waarschijnlijk overeen met die van Gampsocleis glabra en Decticus verrucivorus.

Bron

Auteur(s)

Wingerden, W.K.R.E. van, Willemse, L.P.M., Odé, B., Nieukerken, E.J. van, Kleukers, R.M.J.C.

Publicatie