Cyclus
De eipakketten worden bij voorkeur in een losse, vegetatievrije bodem gelegd. Zeer geliefd zijn mierennesten (waarschijnlijk vooral van Lasius-soorten). De eieren komen na één winter uit, waarna de nymfen vier of vijf maal vervellen tot het volwassen stadium. Soms komen onbevruchte eieren uit (parthenogenese) (Guseva Et Al. 1989, Reck 1993).
De imago’s worden vooral aangetroffen van eind juni tot midden september, met de eerste waarnemingen vroeg in juni en de laatste tot eind september.
Voedsel
C. apricarius is herbivoor. Hoewel details over de voedselkeuze niet bekend zijn, mag aangenomen worden dat zoals bij verwante soorten vooral grassen gegeten worden. In Siberië bleek de soort schade te veroorzaken in graan (Bej-Bienko & Mishchenko 1964).
Vlieg- en verbreidingsvermogen
Omdat het er op lijkt dat de soort lang niet op alle geschikte plaatsen voorkomt, is er mogelijk sprake van een afwijkend dispersie-mechanisme. Verspreiding van individuen zou slechts af en toe, onder speciale omstandigheden, optreden (Kleukers & Odé 1992).
Begeleidende soorten
C. apricarius komt vooral vaak samen voor met Tettigonia viridissima en andere Chorthippus-soorten zoals C. brunneus, C. biguttulusC. albomarginatus en C. parallelus. Op de Wrakelberg komt daar o.a. Stenobothrus lineatus bij.
Zang
De roepzang is een geluid van 15-20 s, dat wel wordt vergeleken met dat van een stoomlocomotief: ‘ksjsjksjsjksjsjksjsj...’. Het begint zacht en eindigt altijd abrupt. Het vrouwtje kan (nauwelijks hoorbaar) antwoorden op de roep van het mannetje. Bij het rivaliseren klinken korte ‘zi’-geluiden, terwijl de balts sterk aan de roepzang doet denken. Deze soort zingt alleen overdag, maar op warme avonden tot in de schemering (Bo). Bij warm weer is de soort ’s morgens vroeg al te horen (Km).
Verwarring is mogelijk met Chorthippus mollis en Omocestus viridulus die echter beiden geen tweedelig sissend (‘sjsj’) geluid tussen de tikken produceren.
Roepzang
De roepzang is een echemereeks van 15-20 s die bestaat uit 65-80 echemes. Het tempo is zeer constant met 3-5 echemes per s. Ieder echeme bestaat uit twee syllaben. Bij de eerste syllabe wordt een tik door het snel omhoog bewegen en een ‘sj’ door het weer naar beneden bewegen veroorzaakt. Bij de tweede syllabe klinkt nogmaals ‘sj’. Het zachte begin van een echemereeks bestaat meestal uit een opeenvolging van syllaben (‘ksj’). Later in de echemereeks zijn de syllaben twee aan twee gerangschikt, zoals hierboven beschreven (Faber 1928, 1953, Bo).
Mannetjes stimuleren door te roepen andere mannetjes om ook te roepen.
Het vrouwtje tsjirpt in hetzelfde tempo als het mannetje. Het is echter nauwelijks hoorbaar (Jacobs 1953). Verwarring is mogelijk met Chorthippus mollis en Omocestus viridulus die echter beiden geen tweedelig sissend (‘sjsj’) geluid tussen de tikken produceren.
Rivaliseergeluid
Een herhaling van 5-6 ‘zi’ syllaben binnen ca. 2 s wordt gebruikt als rivaliseergeluid. Een syllabe gaat als een schok door het lichaam van het dier. Twee rivaliserende mannetjes kunnen beurtelings een serie van deze korte, felle geluiden produceren. Meestal ontwijken rivaliserende mannetjes elkaar vrij snel (Jacobs 1953, Bo).
Baltszang
De baltszang wordt veelal minutenlang voorgedragen. Het bestaat uit een herhaling van echemereeksen van vaak meer dan 30 s, die de klank van de roepzang hebben. Tussen twee van deze echemereeksen ingeklemd worden meestal tot 30-50 zacht krassende ‘kr’-klanken voortgebracht bij een opwaartse pootbeweging. Ook korte ‘sjie’-klanken worden tussen de lange echemereeksen gebruikt. Deze ‘sjie’-klanken worden uiteindelijk in een felle vorm gebruikt kort voor het bespringen van het vrouwtje. Als zoekgeluid worden korte krasserige tot 200 ms lange ‘zi’-geluiden gemaakt door een snelle, trillende neerwaartse beweging van meestal afwisselend één van beide achterpoten (Jacobs 1953, Bo).
Overige geluiden
De ‘zi’-klanken van het rivaliseergeluid worden mogelijk ook bij storing gebruikt. Soms zijn storingsbewegingen van het vrouwtje, zoals scheenschoppen, hoorbaar.
Frequenties
Een breed spectrum aan frequenties: 5-14 kHz. Ultrasone frequenties zijn vermoedelijk van minder belang.
Bron
Auteur(s)
Odé, B., Wingerden, W.K.R.E. van, Willemse, L.P.M., Nieukerken, E.J. van, Kleukers, R.M.J.C.
Publicatie
- Kleukers, R.M.J.C., E.J. van Nieukerken, B. Odé, L.P.M. Willemse & W.K.R.E. van Wingerden 1997. De sprinkhanen en krekels van Nederland (Orthoptera). Nederlandse Fauna 1: 1-415. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, uropean Invertebrate Survey - Nederland.