Voorkomen
Status | Oorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a) |
Habitat | land |
Referentie | De Nederlandse sprinkhanen en krekels (Orthoptera) |
Expert | Kleukers, R.M.J.C. (EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden) |
Areaal
C. vagans heeft een groot verspreidingsgebied dat reikt van West-Europa tot Kazachstan. In Europa komt de soort voortussen 35° en 55° noorderbreedte. Het voorkomen aan de westrand van het areaal is zeer versnipperd. In Niedersachsen komt C. vagans in weinig gebieden voor: het oostelijke Elbedal, hoogveengebieden ten noorden van Braunschweig, bij het Steinhuder Meer ten westen van Hannover en in het Emsdal, 30 km noordoost van Twente. In Nordrhein-Westfalen is de soort bekend van enkele plaatsen in de Eifel, vlak bij Bonn en verder twee geïsoleerde vindplaatsen. In België (Wallonië) en Luxemburg is de steppesprinkhaan eveneens van slechts enkele vindplaatsen bekend.
Voorkomen in Nederland
Voor 1980
Selys-Longchamps (1888) was de eerste auteur die C. vagansvoor Nederland vermeldde. Hij zou in augustus 1887 tijdens een excursie van de Nederlandse Entomologische Vereniging bij Valkenburg (Limburg) een exemplaar verzameld hebben. C. Willemse (1917) vermeldde naast deze waarneming een ‘vermoedelijk exemplaar’ dat door Ter Haar op 21 september 1886 gevangen zou zijn te Nijmegen. Volgens hem is een door Selys-Longchamps als vagans gedetermineerd exemplaar uit Venlo (Avdb) niet deze soort. Omdat hij geen exemplaren heeft gezien is hij later van mening dat het voorkomen van C. vagans in Nederland bevestigd dient te worden (C. Willemse 1939). Het is onduidelijk of men vroeger de goede kenmerken kende om deze soort te kunnen onderscheiden. Zo noemt C. Willemse (1942) de ovale gehooropening niet, een belangrijk determinatiekenmerk. Duijm & Kruseman (1983) noemen de soort niet inheems. Onderzoek aan de collecties van het rmnh te Leiden en de Planteziektenkundige Dienst te Wageningen brachten enkele oude waarnemingen aan het licht. Het betreft een mannetje van 1945 (Ame) en een vrouwtje van 1947 (Gvr) van Hatert en drie mannetjes en een vrouwtje die op vier verschillende dagen rond de eeuwwisseling bij Venlo verzameld werden (Avdb). Deze stonden in de collectie onder zowel C.mollis als C.biguttulus. Mogelijk betreft één van deze exemplaren het door Selys-Longchamps gedetermineerde dier. In dit licht bezien zouden de eerder betwijfelde literatuurwaarnemingen juist kunnen zijn.
Vanaf 1980
Hermes & Fliervoet (1986, 1987) melden als eerste een zekere Nederlandse vondst van een populatie in de Hatertse en Overasseltse vennen. Niet bekend met de toen nog niet herkende exemplaren in de collecties twijfelen zij nog of het een incidentele vondst betreft of dat de soort werkelijk tot de inheemse fauna gerekend mag worden. Nader onderzoek aan deze populatie leerde dat de soort in 10 km-hokken in het gebied voorkomt. Daarnaast werd een nieuwe populatie ontdekt bij Heumensoord, langs de spoorlijn van Nijmegen naar Cuijk. Hier werden in 1990 honderden zingende mannetjes aangetroffen op en langs de spoorbaan, over een lengte van 3 km. Hoewel er geen systematisch onderzoek werd verricht naar de populatiedynamiek leken de dichtheden in de jaren daarna sterk te fluctueren (Rk). We mogen aannemen dat de steppesprinkhaan al heel lang in het gebied rond Nijmegen voorkomt. Omdat de soort vrij moeilijk te inventariseren is, bestaat er een kans dat er ook elders in Nederland nog populaties voorkomen.
Update (10-8-2015) In 2012 is een grote nieuwe populatie bij Gennep in Noord-Limburg ontdekt (Bakker et al. 2015).
Bron
Auteur(s)
Willemse, L.P.M., Wingerden, W.K.R.E. van, Odé, B., Nieukerken, E.J. van, Kleukers, R.M.J.C.
Publicatie
- Kleukers, R.M.J.C., E.J. van Nieukerken, B. Odé, L.P.M. Willemse & W.K.R.E. van Wingerden 1997. De sprinkhanen en krekels van Nederland (Orthoptera). Nederlandse Fauna 1: 1-415. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, uropean Invertebrate Survey - Nederland.