C. montanus komt vrijwel uitsluitend voor in of in de buurt van vochtige biotopen, met name in gedegenereerd hoogveen, veenmosrietland, dotterbloemhooiland, blauwgrasland, heischraal grasland en grasland met kleine zeggengemeenschappen. Veelal is het beheer van de vindplaatsen extensief. In de Groote Peel bestaat de biotoop uit gedegeneerd hoogveen met een dominantie van pijpestrootje (Molinia caerulea). In het laagveengebied van de Wieden wordt de soort gevonden in veenmosrietland. De soort ontbreekt vreemd genoeg in vergelijkbaar biotoop in de Weeribben. In de omgeving van Winterswijk en in Twente komt C. montanus voor in blauwgraslanden, in vochtige hooilanden in beekdalen, op afgetakeld hoogveen, maar ook in vochtige greppels, wegkanten en bijvoorbeeld talrijk in de taluds van het Kanaal Almelo-Nordhorn en lokaal zelfs op tamelijk droge plaatsen. Deze liggen dan meestal wel vlakbij grote populaties in vochtige biotopen (bijv. in Springendal). Ook in de beekdalen van Noord-Brabant, Salland en Drenthe worden vooral vochtige hooilanden en blauwgraslanden bevolkt. Vooral hier blijkt een insektenvriendelijk (extensief) maaibeheer belangrijk te zijn voor het kunnen voortbestaan van populaties (Js).
Bron
Auteur(s)
Odé, B., Willemse, L.P.M., Wingerden, W.K.R.E. van, Nieukerken, E.J. van, Kleukers, R.M.J.C.
Publicatie
- Kleukers, R.M.J.C., E.J. van Nieukerken, B. Odé, L.P.M. Willemse & W.K.R.E. van Wingerden 1997. De sprinkhanen en krekels van Nederland (Orthoptera). Nederlandse Fauna 1: 1-415. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, uropean Invertebrate Survey - Nederland.