Overslaan en naar de inhoud gaan

Gouden sprinkhaan Chrysochraon dispar

Foto: Bert de Ruiter

Indeling

Acrididae [familie]
Chrysochraon [genus] (1/1)
dispar [soort]

Cyclus

In tegenstelling tot de andere inheemse veldsprinkhanen, zet Cdispar de eieren af in het merg van afgebroken stengels van bijvoorbeeld braam (Rubus), engelwortel (Angelica) of lisdodde (Typha) en ook wel in vermolmd hout (zie tekening hierboven). De eieren komen na één winter uit. Het aantal nymfale stadia is niet bekend (Ramme 1927, C. Willemse 1946). De imago’s worden in Nederland al vroeg in het jaar (vanaf begin juni) aangetroffen, het meest van midden juni tot midden september.

Voedsel

Cdispar is herbivoor. Door keuzeproeven werd vastgesteld dat de soort een grote variatie aan grassen en cypergrassen eet en geen kruiden (Kaufmann 1965).

Vlieg- en verbreidingsvermogen

De soort verbreidt zich relatief slecht. Over het verbreidingsvermogen van langvleugelige individuen van Cdispar is niets bekend (Rietze & Reck 1991).

Begeleidende soorten

Cdispar wordt in Nederland vaak samen aangetroffen met andere vochtminnende soorten zoals ConocephalusdorsalisChorthippusparallelusCmontanusMetrioptera roeseliiMbrachyptera en Omocestusviridulus. De soort wordt vrijwel nooit samen met Stethophyma grossum gevonden, ondanks de gelijksoortige biotopen.

Zang

De roepzang is een vrij kort en snel krassend-tikkend ‘chèchè­chèchèchèchè....’ van 0,6-1 s, dat met wisselende intervallen iedere 4-15 s wordt herhaald. Soms beantwoorden mannetjes elkaar en stimuleren elkaar tot zingen. Vrouwtjes antwoorden soms, maar dit is nauwelijks hoorbaar. Baltszang en rivaliseergeluid wijken weinig af van de roepzang. Deze soort zingt alleen overdag en is in vergelijking met andere soorten relatief veel op bewolkte dagen te horen.

Het geluid lijkt wat op dat van Chorthippus parallelus, maar het is veelal iets korter en klinkt meer tikkend.

Roepzang

De roepzang is een snel krassend-tikkend echeme ‘chèchè­chèchèchèchè....’ van 0,6-1 s, dat met wisselende intervallen iedere 4-15 s wordt herhaald. Soms beantwoorden mannetjes elkaar en stimuleren elkaar tot zingen. Het komt echter zelden tot een regelmatig alterneren. Het echeme bestaat meestal uit 12-24 syllaben. Het tempo ligt tussen 12-16 syllaben/s. De eerste syllaben zijn heel zacht en het echeme wordt vrij abrupt beëindigd. De poten bewegen nagenoeg synchroon; er zijn twee halfsyllaben te onderscheiden, waar­van de tweede (bij neergaande pootbeweging) het tikkende geluid veroorzaakt. Onder koele omstandigheden is het eche­me tot 5 s lang. Het tempo kan dan beneden de 6 syllaben/s liggen (Faber 1953, Bo).

Het vrouwtje kan als antwoord op het mannetje zacht (soms bijna niet hoorbaar) tsjirpen.

Het echeme lijkt wat op dat van Chorthippus parallelus, maar het is veelal iets korter. Bovendien zijn de afzonderlijke syllaben korter en bevatten een fellere tik (meer zoals bij de roepzang van Omocestus viridulus of O. rufipes).

Rivaliseergeluid

Bij rivaliteit worden de echemes korter (bijv. 3-8 syllaben) en de tikkende bijklank feller (Faber 1953).

Baltszang

Bij het baltsen worden meestal eerst korte echemes met 1-5 syllaben voorgedragen. Ze lijken op die van de roepzang, maar zijn heel zacht en de beweging heeft een lager tempo van ca. 2-3 syllaben per s. Daarna kunnen luide snorrende echemes (‘zrrsj’) volgen, bestaande uit een snelle opeenvolging van 3-9 syllaben. De eerste syllabe van dit echeme is extra lang (ca. 130 ms) door de lange duur van de eerste half­syllabe. De volgende syllaben zijn zeer kort (ca. 25 ms). Vlak voor een copulatiepoging zijn korte, krassende, eensyllabige bespringgeluiden te horen (niet op cd) (Faber 1953, Jacobs 1953).

Overige geluiden

Bij storing kunnen felle losse syllaben (‘tzi’) worden geproduceerd. Dit is alleen bekend van mannetjes. Bij het begin van de copulatie kan het mannetje de achterpoten naar achteren omhoog strekken, waarbij ze een kort ritselend geluid voortbrengen (Faber 1953, Jacobs 1953).

Frequenties

Een breed spectrum aan frequenties: 6-13 kHz. Ultrasone frequenties zijn vermoedelijk van minder belang.

Bron

Auteur(s)

Wingerden, W.K.R.E. van, Willemse, L.P.M., Kleukers, R.M.J.C., Odé, B., Nieukerken, E.J. van

Publicatie