Herkenning Kleine (maximaal 1,5 cm), vleugelloze bodemdieren met geschubd lichaam, drie lange staartdraden en lange sprieten. Ze kunnen hun lichaam krommen en flinke afstanden springen, tot wel 30 cm ver.

Gelijkende groepen Zilvervisjes. Bij rotsspringers raken de ogen elkaar, bij zilvervisjes niet.

Voorkomen In Nederland komen 5 soorten voor, in het getijde- en rivierengebied, aan de kust en in het Zuid-Limburgse heuvellandschap. 

Biotopen In strooisel en onder losliggende stenen en hout in hellingbossen en in grotten en groeven. Veel onder gestorte basaltblokken langs dijken en dammen van rivieren en kustverdedigingswerken, vooral op de wat drogere plaatsen net buiten de spatzone.