Herkenning
13,5 cm. Mannetje gemakkelijk te herkennen aan grijze kop met brede zwarte strepen en oranje onderdelen. Het grijs op de kop, speciaal van de wenkbrauwstreep, lijkt vaak vrijwel wit. Bovendelen bruin met zwarte streping, stuit oranje, buitenste staartpennen wit. Smalle, onduidelijke witte vleugelstreep. Vrouwtje gelijk maar minder helder gekleurd, speciaal op kop en onderdelen. Wipt vaak met staart. Buiten broedseizoen in groepen, vaak met cirlgors.
Verspreiding en voorkomen
Standvogel in het Middellandse Zeegebied en delen van Zuidwest-Azië. Broedvogel in berggebieden in Centraal-Azië. Wintergast in delen van Zuid-Europa en Centraal- en Zuid-Azië. In Nederland een dwaalgast.
Biotopen
Komt in zijn leefgebied voor in bergstreken, vooral op rotsige hellingen met struiken. 's Winters vaak in wegbermen.
Voedsel
Voornamelijk zaden, ook insecten. Foerageert op de grond.
Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-6, soms 1-7. Buikig. Glad en slechts enigszins glanzend. Wit, of licht blauwachtig, purperachtig of geelbruin getint. Schaars bezet met zwakke vlekjes van grijs of purperachtig-grijs; en zwaardere vlekken, strepen en korte krabbels in zwart, purperachtig-bruin of donkerbruin, soms met vage purperachtige randen. Tekens soms hoofdzakelijk beperkt tot de stompe pool. Formaat 23,3 x 17,8 mm.
Geluiden
Roep een dun 'ziie'. Zang tamelijk lang en helder, lijkt enigszins op heggemus.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]