Apriona germari is een grote boktor van 26-51 mm. De grondkleur van het lichaam is zwart maar door de dichte beharing kleurt de soort olijfgroen of bruingeel tot grijsgeel. Oudere exemplaren waarvan de beharing weggesleten is tonen de daaronder aanwezige zwarte basiskleur. De antenneleden zijn grijs-zwart geringeld. Het halsschild heeft aan beide zijdes een scherpe zijdoorn en op ongeveer een vierde deel van de basis van elk dekschild een variërend aantal van circa 50 kale, glimmende tuberkels. Het uiteinde van de dekschilden is zowel aan de buitenzijde als langs de naad doornvormig verlengd. De verlenging aan de naad is daarvan de langste. Door de variatie in tuberkels is het onderscheid tussen de verschillende Apriona-soorten erg lastig. Tot meer bekend is over hoe de soorten met zekerheid te onderscheiden zijn wordt voor een zekere determinatie veelal uitgegaan van de geografische herkomst.
De larve worden maximaal 76 mm lang en hebben de typische boktorvorm met brede prothorax en kop met stevige zwarte kaken. Ze zijn crème tot geel met een bruine kop. In grotere exemplaren heeft de prothorax een bruin gekorrelde structuur. Het determineren van larven of poppen is specialistenwerk en gestoeld op DNA-analyses. Helaas wordt dit DNA-werk bemoeilijkt doordat het door de recente taxonomische wijziging onduidelijk is of de huidige online DNA-sequenties Apriona rugicollis dan wel A. germari betreffen (zie ook NPPO 2021). Daarom wordt door de NVWA . De beschikbare online DNA-sequenties lijken er op te wijzen dat er nog wel het een en ander is te onderzoeken aan de taxonomie van het genus Apriona.
Bron
Auteur(s)
Colijn, E.O.