Overslaan en naar de inhoud gaan

Apriona cinerea

Foto: Arun Pratap Singh

Indeling

Lamiinae [subfamilie]
Apriona [genus] (3/0)
cinerea [soort]

Apriona cinerea is een grote boktor van 26-50 mm. De grondkleur van het lichaam is zwart maar door de dichte beharing kleurt de soort olijfgroen of bruingeel tot grijsgeel. Oudere exemplaren waarvan de beharing weggesleten is tonen de daaronder aanwezige zwarte basiskleur. De antenneleden zijn opvallend dun en grijs-zwart geringeld. Het halsschild heeft aan beide zijdes een scherpe zijdoorn en op de basis van elk dekschild ligt een variërend aantal van circa 75-100 kale, glimmende tuberkels. Het uiteinde van de dekschilden is zowel aan de buitenzijde als langs de naad doornvormig verlengd. De verlenging aan de naad is daarvan de langste. Door de variatie in tuberkels is het onderscheid tussen de verschillende Apriona-soorten erg lastig. Tot meer bekend is over hoe de soorten met zekerheid te onderscheiden zijn wordt voor een zekere determinatie veelal uitgegaan van de geografische herkomst.

De larve worden maximaal 70 mm lang en hebben de typische boktorvorm met brede prothorax en kop met stevige zwarte kaken. Ze zijn crème tot geel met een bruine kop. In grotere exemplaren heeft de prothorax een bruin gekorrelde structuur. Het determineren van larven of poppen is specialistenwerk en gestoeld op DNA-analyses.

Aangetaste bomen zijn te herkennen aan een U-  tot hoefijzervormig litteken dat ontstaat op de eilegplek. Ook vertonen aangetaste delen karakteristieke boorgaten die de larven knagen om frass naar buiten te brengen (Sing & Prasad 1985, EPPO 2014).

Bron

Auteur(s)

Colijn, E.O.